Artikel uit de Volkskrant,  22 januari 2003
<terug naar de website van de Stichting TIJD>


Er is ook een engelse vertaling van dit artikel

STENEN STAPELEN

Met zijn blote handen stapelt Louis Le Roy overbodig straatmateriaal tot een tempelcomplex in een weiland nabij Heerenveen. AI dertig jaar. Sysiphus-arbeid in een doorsneetuintje, beloond met een oeuvreprijs en nu een boek. Een 'zure optimist' is hij. Hedendaagse kunst is rotzooi. 'De barok, dat was het laatste knooppunt, daarna is de hele boel uit elkaar gespat.'

door Sacha Bronwasser


Een opmerking vooraf. 'Voor een goed begrip van hetgeen geschreven wordt, moet steeds worden bedacht dat wanneer de natuur ter sprake komt dat daar dan stééds natuurlijke processen mee bedoeld worden, maar nooit de natuur in haar tijdelijke verschijningsvorm.'
Louis Le Roy wil dat graag eerst gezegd hebben. Anders snappen de mensen er geen barst van. Dan denken ze dat hij het over plantjes en boompjes heeft, maar daar gáát het niet om. Waar het wel over gaat is wat er onder al die plantjes en boompjes schuilt: een oneindig proces, een complexiteit die ons voorstellingsvermogen te boven gaat, dat zich tot in het oneindige in de tijd uitstrekt. 'En gaat u nu maar zitten, daar voor het raam'.
Louis G. Le Roy (1924) ontving in 2000 de oeuvreprijs van het Fonds voor de Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst. Het bovenstaand citaat staat voorin het recent verschenen boek dat ter gelegenheid van de oeuvreprijs is samengesteld: Natuur Cultuur Fusie. Le Roy hoopt dat de lezers die tekst in hun hoofd houden als ze de foto's bekijken en de teksten lezen over zijn grootst gerealiseerde project, de Ecokathedraal in Mildam, Friesland. Op drie hectare grond, een fietstochtje verwijderd van zijn huis in Oranjewoud, bouwt Le Roy sinds dertig jaar aan de Ecokathedraal: een stelsel van paden en gebouwen, opgetrokken uit gestapelde stenen, troittoirtegels, stoepranden en ander overtollig bouwmateriaal van de gemeente Heerenveen.
Vijfentwintighonderd keer inmiddels kwam er een vrachtwagen langs die zijn lading neerkieperde; alles werd door Le Roy met zijn blote handen, een kruiwagen, een schep en een rubberen hamer verwerkt tot iets dat de vorm van een tempelcomplex aanneemt. Een onvoorstelbare hoeveelheid werk en toch ook onvoorstelbaar licht, in vergelijking met wat Le Roy de 'Sisyphus-arbeid' in het doorsnee-tuintje noemt. Maaien, snoeien, wieden, inperken; de natuur constant tegenwerken. Le Roy werkt met de natuur mee, moedigt aan, geeft gelegenheid, kijkt "toe wat er gebeurt.
En de natuur grijpt haar kans, kruipt tussen de gestapelde stenen en woekert. Er groeien inmiddels planten die nergens in Nederland meer te vinden zijn, er komen vlinders die eigenlijk alleen nog in Zuid-Frankrijk voorkomen. Het stukje paradijs, grenzend aan weilanden en keurig onderhouden bossen, is een toevluchtsoord geworden voor zeldzame flora en fauna.
Maar nogmaals: daar gaat het niet om. 'Ik ben bezig met iets dat zich uitstrekt tot het jaar drieduizend, en ook nog daarna', zegt Louis
Le Roy in zijn werkkamer. 'Ik heb het over tijd. Tijd. Juist datgene wat je nooit gegeven wordt.'  Vanaf het eind van de jaren zestig werd Le Roy gevraagd om her en der in Nederland 'wilde tuinen' aan te leggen. Bekend werd hij met de middenberm op de Kennedylaan in Heerenveen, dat onder zijn liefdevolle verwaarlozing binnen een paar jaar tot een oerwoud uitgroeide. Hij bouwde in Nederland, in Brussel, bij Parijs, hij kreeg gemeenten enthousiast en mensen mee, maar hét meest essentiële werd hem niet gegund: tijd.
Bijna overal sloegen de gemeenten uiteindelijk toch aan het tuinieren, aan het beheren; en de in gang gezette processen werden gestopt.
'Twee jaar, dat is de langste tijd die je krijgt in een contract met de overheid. Twee jaar! Terwijl de tijd voor het jaar drieduizend me hoegenaamd niet interesseert.' Alleen in Mildam, daar kreeg hij de tijd. En nu komen ze wel, die landschapsarchitecten, en nu kunnen ze er niets meer tegenin brengen.
Morgen komt de stichting TIJD weer langs, vergaderen bij Le Roy. Dan wordt het weer gezellig, want bij Le Roy is het altijd gezellig. Zijn vrouw Iaat het deeg al rijzen. Maar vandaag praat hij drie uur onafgebroken, op onverminderd dringende toon. Hij wil goed begrepen worden.
De stichting TIJD gaat onder meer zorg dragen voor het erfgoed van Louis Le Roy. Hij is tenslotte 78. Al doet hij nu nog dagelijks zijn arbeid in Mildam, het zal wel eens ophouden. De stichting zet het voort, er zijn al twee 'stapelaars' in opleiding. En dan gaat de stichting elders in Europa aan het werk. Meer Ecokathedralen, groter, tweehonderd meter hoog worden ze. En andere projecten, waarbij grote groepen mensen worden bet,rokken. Want Le Roy wil ietsdoen voorde mensen, iets doen aan de noden van de stad, iets doen met de betrokkenheid van burgers bij hun omgeving, om iets terug te winnen wat ze afgenomen is door architecten en planologen en de economie, Le Roy tikt met zijn vinger op de titel van het boek. 'Natuur. Cultuur. Fusie. Lees dat maar eens goed. Een fusie tussen natuur en cultuur, dat zou een wereldrevolutie zijn. Wat doen we op dit moment? We maken natuurreservaten en we zetten de mens erbuiten. Ziezo.'
En dan de politiek. Die praat over ecologie. Maar de politiek kan niks met tijd, want op oneindige tijd kun je geen beleid vastleggen. 'Ze
willen ecologie maar ze hebben geen tijd. Ja, dan worden er in een straat zes boompjes neergezet. Nonsens!' De natuur werkt langzaam.
'Wij werken als krankzinnigen, maar de onderliggende basis, de natuur, werkt langzaam.'
Ecologie, en Le Roy zegt het woord voor woord, is een proces van samenwerking tussen alle organismen. 'De mensen en de dieren en de
planten, met vrije energie -dus zonder inmenging van technologie -over generaties heen in de tijd. Nou, 't gebeurt nergens.'
Van huis uit is Le Roy 'cultuurmens'. Na de oorlog ging hij naar de kunstacademie, 'een openbaring'. Al die jaren niks gezien, en dan ineens die grote dia's. Hij ging schilderen, wilde het vak 'verrekte goed' leren. Maar na de academie had hij er geen zin meer in. Paul Citroen zei: je moet meteen tweeduizend gulden voor zo'n tekening vragen. 'Ik zei: nou, ze kunnen het voor twee gulden van me krijgen. Die hele handel, ik doe er niet aan mee.' Want dat is de kunst toch geworden, productie en handel ?
Neem nou die Biënnale van Venetië. Vijftienduizend kunstenaars hebben daar inmiddels gehangen -en niet één zie je er nog terug. 'Het is
gewoon een bedrijf geworden. Produceren en afzetten.'
Hij ging lesgeven, dertig jaar lang, tekenen en kunstgeschiedenis aan een gymnasium. Hij liet ze werken, die kinderen, tekenen en tekenen tot
ze alles uit hun hoofd op papier konden zetten. Hij werkte twintig jaar met architecten, bestudeerde alle kunstboeken die hij kreeg en kocht
nauwgezet. Maar in musea komt hij niet meer. Hij wordt doodmoe van alle rotzooi die daar hangt.
Een volgend boek komt er aan, volgende maand. Retourtje Mondriaan heet het. 'Da's brutaal he', grinnikt Le Roy. 'Nou, ik zal u zeggen dat die Mondriaan me geen ene barst interesseert. De koningin heeft erbij gestaan, Fuchs heeft erover geschreven, er is tachtig miljoen gulden voor betaald. Ik zeg ze allemaal keihard dat het klinkklare nonsens is. Mondriaan ging terug naar de basis, vertrekkend vanuit die appelbomen. En hij kwam uit op een paar rechte vierkanten. Nou, in de natuur bestaat de basis niet uit rechte lijnen.' En dan nog. Dan nog accepteert Le Roy het niet dat je teruggaat naar de basis, en dat je 'daar dan onderaan die .trap blijft staan'.
Nee, Le Roy interesseert zich voor complexiteit. Ook al dertig jaar lang stapelt hij glaswerk op elkaar tot betoverend gekleurde torens, die zijn tafel en vensterbanken bevolken. Honderden kristallen vazen, glazen en schalen heeft hij in elkaar geschoven tot ze een structuur vormen die zo ingewikkeld is, dat hij ze weer is gaan schilderen om ze te begrijpen. Dan gaat het niet meer om dat ene glas, die ene schaal, maar om het geheel. En nogmaals, iets dat zo complex is, kost tijd.
'Kijk, waarom vind ik kathedralen zo interessant' stelt Le Roy zelf de vraag. 'Als je door een kathedraal loopt en je bedenkt dat het door simpele mensen gemaakt is, met hun handen, over generaties heen. Zonder plan vaak, met eindeloos geduld, van generatie op generatie -ja, dan vraag je je af waar we nu mee bezig zijn.
'De barok, dat was het laatste knooppunt, daarna is de hele boel uit elkaar gespat. Wat Tiepolo heeft gepresteerd, wat Rubens heeft geschilderd; er is geen hedendaagse kunstenaar meer die daar ook maar een fractie van zou kunnen.' Nee, wat nu wordt gemaakt, verdwijnt
helemaal als sneeuw voor de zon. Want de mensen worden steeds kritischer, ze laten zich steeds minder bedotten. Ze zeggen: dat kan m'n dochter ook. 'En ze hebben gelijk. Punt.'
Ze noemen hem wel een 'zure optimist'. Want hij fulmineert tegen alles, dat is zo. De computer, die de mensen verplettert met informatie. Het onderwijs, in niveau gekelderd. Het gebrek aan tijd voor die kinderen om het gebodene te verwerken. Moderne kunst, product van gestoorden of luie pretentieuze rotzooimakers met vies haar en slechte pakken. De hedendaagse architectuur, wolkenkrabbers: 'erectionele bouwkunst op stalen condooms'. De duizenden mensen die daarin opgesloten worden. De markteconomie, die mensen in een steeds hoger tempo goederen door de strot duwt. Driehalen, twee betalen: ze moeten wel, want anders stokt de productie en loopt alles over.
Maar tegelijkerijd is Le Roy een liefhebber. Hij schuift heen en weer voor de boekenkast, trekt boek na boek te voorschijn en vindt blind, met zijn 'geheugen als een bus', de juiste passage, het juiste bewaarde artikeltje. Hij kan maanden kijken in een boek over vlinders, maar geniet ook van boeken over damesschoenen door de eeuwen heen of de krankzinnige modellen Swatch-horloges die de Zwitserse economie draaiende houden.
Een ding is zeker: dit hier, hoe we nu leven, gaat voorbij.
'Weet u dat het heel gevaarlijk is als in een cultuur op een punt belandt dat alles steeds sneller gaat? Heeft u ooit wel eens gehoord van een cuttuur die eindeloos doorloopt? Nee, u geeft het antwoord zelf.' Deze cultuur gaat ten onder, Le Roy bevestigt het zonder spijt. Het zij zo. Hij denkt tenslotte tot in het jaar drieduizend en verder. Hij denkt niet dat de mens verloren is, nee. 'Ik weet het zeker dat de potentie van de mensen die die kathedralen bouwden, er nog steeds is. Alleen het wordt niet gebruikt'. Le Roy weet wel hoe. Hij vertelde het op lezingen in heel Europa, priemde zijn vinger de lucht in voor hele groepen planologen. 'Ik eis dat 1 procent van de stad gevrijwaard blijft van de gangbare planologische procedures. Ik heb het ook gezegd bij die uitreiking van de oeuvre-prijs, keihard: Le Roy EIST. Vindt u 1 procent veel? Nou, 1 procent voor al die mensen die daar gevangen zitten, dan houden die planologen nog 99 procent overom de rotzooi neer te zetten die ze nodig vinden.
'Als ik 1 procent van New Vork krijg, dat is dan tien vierkante kilometer voor een natuurlijk proces, waar alle werklozen in hun beschikbare tijd een aanvulling geven op de stad waar het proces helemaal weg is. Want ik zeg: de mens heeft het recht om een eigen habitat te maken. Wie bent u, zeg ik tegen die planologen, dat u er meer van weet? Punt.'

En het begint door te druppelen, merkt Le Roy. Langzaam, als in de natuur. En voor dat begrip: zie nog maar eens bovenaan de tekst. Boven de Ecokathedraal staat inmiddels een volle maan. Dertig jaar geleden lag hier een weiland. Nu doemen tussen hoge bomen torens op met licht toelopende wanden. Als je er je hand tegenaan legt, hoor je soms een steen los zitten. Een kraai vliegt laag tussen de bomen. Het ruikt er, ja wat ruikt het er? Eeuwenoud. .



<terug naar de website van de Stichting TIJD>