Met zijn blote handen stapelt Louis Le Roy overbodig
straatmateriaal tot een tempelcomplex in een weiland nabij Heerenveen.
AI dertig jaar. Sysiphus-arbeid in een doorsneetuintje, beloond met een
oeuvreprijs en nu een boek. Een 'zure optimist' is hij. Hedendaagse
kunst is rotzooi. 'De barok, dat was het laatste knooppunt, daarna is
de hele boel uit elkaar gespat.'
door Sacha Bronwasser
Een opmerking vooraf. 'Voor een
goed begrip van hetgeen geschreven wordt, moet steeds worden bedacht
dat wanneer de natuur ter sprake komt dat daar dan stééds
natuurlijke processen mee bedoeld worden, maar nooit de natuur in haar
tijdelijke verschijningsvorm.'
Louis Le Roy wil dat graag eerst gezegd hebben. Anders snappen de
mensen er geen barst van. Dan denken ze dat hij het over plantjes en
boompjes heeft, maar daar gáát het niet om. Waar het wel
over gaat is wat er onder al die plantjes en boompjes schuilt: een
oneindig proces, een complexiteit die ons voorstellingsvermogen te
boven gaat, dat zich tot in het oneindige in de tijd uitstrekt. 'En
gaat u nu maar zitten, daar voor het raam'. Louis G. Le Roy (1924) ontving
in 2000 de oeuvreprijs van het Fonds voor de Beeldende Kunsten,
Vormgeving en Bouwkunst. Het bovenstaand citaat staat voorin het recent
verschenen boek dat ter gelegenheid van de oeuvreprijs is samengesteld:
Natuur Cultuur Fusie. Le Roy
hoopt
dat de lezers die tekst in hun hoofd houden als ze de foto's bekijken
en de teksten lezen over zijn grootst gerealiseerde project, de
Ecokathedraal in Mildam, Friesland. Op drie hectare grond, een
fietstochtje verwijderd van zijn huis in Oranjewoud, bouwt Le Roy sinds
dertig jaar aan de Ecokathedraal: een stelsel van paden en gebouwen,
opgetrokken uit gestapelde stenen, troittoirtegels, stoepranden en
ander overtollig bouwmateriaal van de gemeente Heerenveen.
Vijfentwintighonderd keer inmiddels kwam er een vrachtwagen langs die
zijn lading neerkieperde; alles werd door Le Roy met zijn blote handen,
een kruiwagen, een schep en een rubberen hamer verwerkt tot iets dat de
vorm van een tempelcomplex aanneemt. Een onvoorstelbare hoeveelheid
werk en toch ook onvoorstelbaar licht, in vergelijking met wat Le Roy
de 'Sisyphus-arbeid' in het doorsnee-tuintje noemt. Maaien, snoeien,
wieden, inperken; de natuur constant tegenwerken. Le Roy werkt met de
natuur mee, moedigt aan, geeft gelegenheid, kijkt "toe wat er gebeurt.
En de natuur grijpt haar kans, kruipt tussen de gestapelde stenen en
woekert. Er groeien inmiddels planten die nergens in Nederland meer te
vinden zijn, er komen vlinders die eigenlijk alleen nog in
Zuid-Frankrijk voorkomen. Het stukje paradijs, grenzend aan weilanden
en keurig onderhouden bossen, is een toevluchtsoord geworden voor
zeldzame flora en fauna.
Maar nogmaals: daar gaat het niet om. 'Ik ben bezig met iets dat zich
uitstrekt tot het jaar drieduizend, en ook nog daarna', zegt Louis
Le Roy in zijn werkkamer. 'Ik heb het over tijd. Tijd. Juist datgene wat je nooit
gegeven wordt.' Vanaf het eind van de jaren zestig werd Le Roy
gevraagd om her en der in Nederland 'wilde
tuinen' aan te leggen. Bekend werd hij met de middenberm op de
Kennedylaan in Heerenveen, dat onder zijn liefdevolle verwaarlozing
binnen een paar jaar tot een oerwoud uitgroeide. Hij bouwde in
Nederland, in Brussel, bij Parijs, hij kreeg gemeenten enthousiast en
mensen mee, maar hét meest essentiële werd hem niet gegund:
tijd.
Bijna overal sloegen de gemeenten uiteindelijk toch aan het tuinieren,
aan het beheren; en de in gang gezette processen werden gestopt.
'Twee jaar, dat is de langste tijd die je krijgt in een contract met de
overheid. Twee jaar! Terwijl de tijd voor het jaar drieduizend me
hoegenaamd niet interesseert.' Alleen in Mildam, daar kreeg hij de
tijd. En nu komen ze wel, die landschapsarchitecten, en nu kunnen ze er
niets meer tegenin brengen.
Morgen komt de stichting TIJD
weer langs, vergaderen bij Le Roy. Dan wordt het weer gezellig, want
bij
Le Roy is het altijd gezellig. Zijn vrouw Iaat het deeg al rijzen. Maar
vandaag praat hij drie uur onafgebroken, op onverminderd dringende
toon. Hij wil goed begrepen worden.
De stichting TIJD gaat onder meer zorg dragen voor het erfgoed van
Louis Le Roy. Hij is tenslotte 78. Al doet hij nu nog dagelijks zijn
arbeid in Mildam, het zal wel eens ophouden. De stichting zet het
voort, er zijn al twee 'stapelaars' in opleiding. En dan gaat de
stichting elders in Europa aan het werk. Meer Ecokathedralen, groter,
tweehonderd meter hoog worden ze. En andere projecten, waarbij grote
groepen mensen worden bet,rokken. Want Le Roy wil ietsdoen voorde
mensen, iets doen aan de noden van de stad, iets doen met de
betrokkenheid van burgers bij hun omgeving, om iets terug te winnen wat
ze afgenomen is door architecten en planologen en de economie, Le Roy
tikt met zijn vinger op de titel van het boek. 'Natuur. Cultuur. Fusie. Lees dat
maar eens goed. Een fusie tussen natuur en cultuur, dat zou een
wereldrevolutie zijn. Wat doen we op dit moment? We maken
natuurreservaten en we zetten de mens erbuiten. Ziezo.'
En dan de politiek. Die praat over ecologie.
Maar de politiek kan niks met tijd, want op oneindige tijd kun je geen
beleid vastleggen. 'Ze
willen ecologie maar ze hebben geen tijd. Ja, dan worden er in een
straat zes boompjes neergezet. Nonsens!' De natuur werkt langzaam.
'Wij werken als krankzinnigen, maar de onderliggende basis, de natuur,
werkt langzaam.' Ecologie, en Le Roy zegt het
woord voor woord, is een proces van samenwerking tussen alle
organismen. 'De mensen en de dieren en de
planten, met vrije energie -dus zonder inmenging van technologie -over
generaties heen in de tijd. Nou, 't gebeurt nergens.'
Van huis uit is Le Roy 'cultuurmens'. Na de oorlog ging hij naar de
kunstacademie, 'een openbaring'. Al die jaren niks gezien, en dan
ineens die grote dia's. Hij ging schilderen, wilde het vak 'verrekte
goed' leren. Maar na de academie had hij er geen zin meer in. Paul
Citroen zei: je moet meteen tweeduizend gulden voor zo'n tekening
vragen. 'Ik zei: nou, ze kunnen het voor twee gulden van me krijgen.
Die hele handel, ik doe er niet aan mee.' Want dat is de kunst toch
geworden, productie en handel ?
Neem nou die Biënnale van
Venetië. Vijftienduizend kunstenaars hebben daar inmiddels
gehangen -en niet één zie je er nog terug. 'Het is
gewoon een bedrijf geworden. Produceren en afzetten.'
Hij ging lesgeven, dertig jaar lang, tekenen en kunstgeschiedenis aan
een gymnasium. Hij liet ze werken, die kinderen, tekenen en tekenen tot
ze alles uit hun hoofd op papier konden zetten. Hij werkte twintig jaar
met architecten, bestudeerde alle kunstboeken die hij kreeg en kocht
nauwgezet. Maar in musea komt hij niet meer. Hij wordt doodmoe van alle
rotzooi die daar hangt.
Een volgend boek komt er aan, volgende maand. Retourtje Mondriaan heet het. 'Da's
brutaal he', grinnikt Le Roy. 'Nou, ik zal u zeggen dat die Mondriaan
me geen ene barst interesseert. De koningin heeft erbij gestaan, Fuchs
heeft erover geschreven, er is tachtig miljoen gulden voor betaald. Ik
zeg ze allemaal keihard dat het klinkklare nonsens is. Mondriaan ging
terug naar de basis, vertrekkend vanuit die appelbomen. En hij kwam uit
op een paar rechte vierkanten. Nou, in de natuur bestaat de basis niet
uit rechte lijnen.' En dan nog. Dan nog accepteert Le Roy het niet dat
je teruggaat naar de basis, en dat je 'daar dan onderaan die .trap
blijft staan'.
Nee, Le Roy interesseert zich voor complexiteit. Ook al dertig jaar
lang stapelt hij glaswerk op
elkaar tot betoverend gekleurde torens, die zijn tafel en vensterbanken
bevolken. Honderden kristallen vazen, glazen en schalen heeft hij in
elkaar geschoven tot ze een structuur vormen die zo ingewikkeld is, dat
hij ze weer is gaan schilderen om ze te begrijpen. Dan gaat het niet
meer om dat ene glas, die ene schaal, maar om het geheel. En nogmaals,
iets dat zo complex is, kost tijd.
'Kijk, waarom vind ik kathedralen zo interessant' stelt Le Roy zelf de
vraag. 'Als je door een kathedraal loopt en je bedenkt dat het door
simpele mensen gemaakt is, met hun handen, over generaties heen. Zonder
plan vaak, met eindeloos geduld, van generatie op generatie -ja, dan
vraag je je af waar we nu mee bezig zijn.
'De barok, dat was het laatste
knooppunt, daarna is de hele boel uit elkaar gespat. Wat Tiepolo heeft
gepresteerd, wat Rubens heeft geschilderd; er is geen hedendaagse
kunstenaar meer die daar ook maar een fractie van zou kunnen.' Nee, wat
nu wordt gemaakt, verdwijnt
helemaal als sneeuw voor de zon. Want de mensen worden steeds
kritischer, ze laten zich steeds minder bedotten. Ze zeggen: dat kan
m'n dochter ook. 'En ze hebben gelijk. Punt.'
Ze noemen hem wel een 'zure optimist'.
Want hij fulmineert tegen alles, dat is zo. De computer, die de mensen
verplettert met informatie. Het onderwijs, in niveau gekelderd. Het
gebrek aan tijd voor die kinderen om het gebodene te verwerken. Moderne
kunst, product van gestoorden of luie pretentieuze rotzooimakers met
vies haar en slechte pakken. De hedendaagse architectuur,
wolkenkrabbers: 'erectionele bouwkunst
op stalen condooms'. De duizenden mensen die daarin opgesloten
worden. De markteconomie, die mensen in een steeds hoger tempo goederen
door de strot duwt. Driehalen, twee betalen: ze moeten wel, want anders
stokt de productie en loopt alles over.
Maar tegelijkerijd is Le Roy een liefhebber. Hij schuift heen en weer
voor de boekenkast, trekt boek na boek te voorschijn en vindt blind,
met zijn 'geheugen als een bus', de juiste passage, het juiste bewaarde
artikeltje. Hij kan maanden kijken in een boek over vlinders, maar
geniet ook van boeken over damesschoenen door de eeuwen heen of de
krankzinnige modellen Swatch-horloges die de Zwitserse economie
draaiende houden.
Een ding is zeker: dit hier, hoe we nu leven, gaat voorbij.
'Weet u dat het heel gevaarlijk is als in een cultuur op een punt
belandt dat alles steeds sneller gaat? Heeft u ooit wel eens gehoord
van een cuttuur die eindeloos doorloopt? Nee, u geeft het antwoord
zelf.' Deze cultuur gaat ten onder,
Le Roy bevestigt het zonder spijt. Het zij zo. Hij denkt tenslotte tot
in het jaar drieduizend en verder. Hij denkt niet dat de mens verloren
is, nee. 'Ik weet het zeker dat de potentie van de mensen die die
kathedralen bouwden, er nog steeds is. Alleen het wordt niet gebruikt'.
Le Roy weet wel hoe. Hij vertelde het op lezingen in heel Europa,
priemde zijn vinger de lucht in voor hele groepen planologen. 'Ik eis
dat 1 procent van de stad gevrijwaard
blijft van de gangbare planologische procedures. Ik heb het ook
gezegd bij die uitreiking van de oeuvre-prijs, keihard: Le Roy EIST.
Vindt u 1 procent veel? Nou, 1 procent voor al die mensen die daar
gevangen zitten, dan houden die planologen nog 99 procent overom de
rotzooi neer te zetten die ze nodig vinden.
'Als ik 1 procent van New Vork krijg, dat is dan tien vierkante
kilometer voor een natuurlijk proces, waar alle werklozen in hun
beschikbare tijd een aanvulling geven op de stad waar het proces
helemaal weg is. Want ik zeg: de mens heeft het recht om een eigen
habitat te maken. Wie bent u, zeg ik tegen die planologen, dat u er
meer van weet? Punt.'
En het begint door te druppelen, merkt Le Roy. Langzaam, als in de
natuur. En voor dat begrip: zie nog maar eens bovenaan de tekst. Boven
de Ecokathedraal staat inmiddels een volle maan. Dertig jaar geleden
lag hier een weiland. Nu doemen tussen hoge bomen torens op met licht
toelopende wanden. Als je er je hand tegenaan legt, hoor je soms een
steen los zitten. Een kraai vliegt laag tussen de bomen. Het ruikt er,
ja wat ruikt het er? Eeuwenoud. .