artikel uit ARCHIS #2 2003, special over TIJD.
<terug naar  website www.stichtingtijd.nl>


Tijd voor Architectuur

Memorandum van hoofdredakteur Ole Bouman van het architectuurtijdschrif Archis, in een special over Tijd.


Vaak, al te vaak, ontkent de architectuur de tijd. Ze daagt de eeuwigheid uit. Ze wil duurzaam zijn. Ze laat zich fotograferen als verstild tafereel, ontdaan van het leven.  Daarnaast wil ze vaak een investering zijn, onaantastbaar voor slijt, afleiding en afnemende culturele relevantie. Tenslotte gaat het gesprek over de architectuur bijna altijd om dat ene verstilde moment waarop de tijd lijkt stil te staan: de oplevering. Niet het moeizaam werken aan een concept, niet het sleutelen aan een schets, niet het vechten om de kwaliteit van de uitvoering, en ook niet het onverwachte gebruik, de mutaties van het echte leven, geven veel aanleiding tot beschouwen, maar dat ene pure moment waarop de wereld even af lijkt.
    De kwestie die in dit artikel aan de orde komt is wat er gebeurt indien de architectuur vanuit tegenovergestelde richting wordt benaderd. Niet vanuit de wens tot purisme van het object, maar vanuit de tand des tijds.


Een cultuur van vele tijden
Er is wel eens gezegd dat de tijd de eigenschap van de natuur is die ervoor zorgt dat niet alles tegelijk gebeurt. Maar die eigenschap is vandaag de dag niet meer zo vanzelfsprekend. Volgens de Britse fysicus Julian BaliJour, op zoek naar een 'theorie van alles' waarin kwantummechanica en relativiteitstheorie worden verenigd, is het universum slechts 'one big bunch of nows'. In verscheidene artikelen in de speciale uitgave van Scientific American van September 2002, wordt de relativiteit van de tijd als menselijk construct geponeerd. Met de overgang van een humanistisch wereldbeeld (waarin de ontplooiing van een authentieke kern prevaleert), naar een waarin de verwerking van Informatie centraal staat, wordt tijd steeds meer gedefinieerd als sociale afspraak in plaats van als een reëel feit. Men spreekt in een prachtparadox van 'Het einde van de Tijd'.
    Toch hebben we de theoretische fysica of filosofie niet nodig om vast te stellen hoezeer de tijd almaar verder wordt gecomprimeerd tot een almaar durend hier en nu. Het is een cultuur van een eeuwigdurende actualisering. Het gaat om het bijhouden van informatie, in plaats van om de schepping daarvan. Elke dag is vol controles of er nog nieuws is. De deurmat, de krant, de mailbox, het antwoordapparaat, de voicemail, SMS alerts, teletekst, de beurskoersen, de agenda, elektronische nieuwsbrieven, ICQ berichten, een bombardement zonder einde. Er is altijd nog wat nieuws te checken. Wat al deze vormen van communicatie, hoe actueel ze ook zijn, kenmerkt, is het feit dat ze asynchroon zijn. Er zit niemand te wachten aan de andere kant van de lijn of tegenover je om een antwoord in ontvangst te nemen. Wil je reageren, dan laat je op jouw beurt weer een berichtje achter. Deze ontkoppeling van communicatie met reëel contact is een cruciale factor van de voortschrijdende subjectivering van de tijd. Achter elk berichtje staat het tijdstip van binnenkomst. Je persoonlijke universum wordt een kwestie van time-management, systeembeheer en het halen van deadlines.
    Maar er is wellicht nog een ingrijpende factor van de triomf van het hiernumaals. Dat is de simultaneïteit van de diverse levenssferen. Voor een beetje flexmens is alles gelijktijdig. Waar eens productie en reproductie strikt aparte werelden bewoonden, daar is nu overal sprake van werk, ontspanning en persoonlijke levenssfeer tegelijk. Je neemt je werk mee naar huis, op je werk deel je je eigen werk in en schrijf je een mail naar je vrienden, makelaar of belastingconsulent. ledereen koestert zijn Te Doen lijstje. Hoe overleef je anders in een wereld waar je aan alles tegelijk moet denken terwijl je continu wordt afgeleid?
    En zoals het individuele leven een opeenstapeling van ooit strikt gescheiden ervaringsniveaus te zien geeft, zo wordt ook de samenleving een pluralistische lappendeken van diverse tijdsbelevingen. Zelfs in suburbia, vanaf het begin bekend om zijn monocultuur, zien we het mozaïek ontstaan van zwarte en witte scholen, volle en lege parkeervakken, van kleur verschietende speeltuinen, zieltogende kerken en bloeiende moskeeën. Het is de vertroebeling van het collectieve tijdsbesef in de multiculturele samenleving. Spanningen ontstaan over het indelen van de tijd. Scherpe etensgeuren in de vroege ochtend. Vijfmaal per dag naar het gebedshuis tijdens de Ramadan. Woede over het feit dat Sinterklaas niet meer verschijnt op een 'zwarte school'. Vertedering over de combinatie met het Islamitische suikerfeest. ledereen is wakkerder dan ooit maar niemand weet meer hoe laat het voor de ander is. Hier treedt aan het licht dat de tijd de fundamentele orde is die alles bijeen houdt of juist
niet. De vanzelfsprekendheid van klok, agenda en kalender maakt plaats voor een stelsel van tijdelijke en arbitraire afspraken die slechts op pragmatische gronden worden gemaakt en die slechts blijven gelden zolang het handig is. Dit is de cultuur waarin de onvrede ontstaat die de afgelopen tijd zo fel aan het daglicht treedt. Dit is ook het hart van het integratieprobleem. Veel meer dan een gedeelde taal, is het de gedeelde tijd die ervoor zorgt dat mensen in harmonie met elkaar leven en elkaar respecteren. Volgens sommige biologen is het inlevingsvermogen in andermans tijdsbesteding zelfs het wezenlijke verschil tussen mens en dier. En hoewel er in de huidige heftige debatten over integratie nauwelijks over de orde van de tijd wordt gesproken, ligt er in de taxatie van deze problematiek een heel spectrum van maatschappij-opvattingen besloten.
    Wat zijn de reactiepatronen die in het huidige maatschappijdebat te herkennen zijn? Het is niet langer een discussie over Links of Rechts, Sociaal of Liberaal. Hoewel de tijd best als een verdeelvraagstuk kan worden besproken, gaat het positiekiezen niet zozeer om de balans tussen sociale rechtvaardigheid en individuele vrijheid. In toenemende mate worden de stellingen betrokken als, meestal onbewuste, reactie op de huidige versplinterde tijdsorde. In die zin zijn het geen ethische of materiele maar temporele reactiepatronen. Aan de ene kant de progressieve benadering waarin het zelfbeschikkingsrecht voor de tijd centraal staat en de tendens naar verdere atomisering van de tijd niet echt betwist wordt. Binnen dit gedachtegoed moeten andersdenkenden maar even liberaal, verlicht en individualistisch worden. Aan de andere kant een krachtige conservatieve stroming. Deze beweging uit zich vooral in termen van het behoud van waarden en normen maar wil in feite de verdere deling van de tijd tot staan brengen in een uiterst appel op de noden van de samenleving. Dit denken vertoont een latente jaloezie jegens andersdenkenden die nog wel de sociale cohesie vertonen die het gevolg is van een sterk door de eigen groep gedeeld tijdsbesef. Immers, het enige gezin dat nog een hoeksteen genoemd kan worden is het gemiddelde immigranten gezin. Deze stroming zou het liefst de gezinshereniging onder autochtone Nederlanders zien toenemen.
    Naast deze twee inhoudelijke beoordelingen van wat er in de maatschappij gaande is, is er ook de tolerantiedrempel die men bereiken kan. Hoeveel tijdverlies kan men nog verdragen? In het openbaar vervoer, in de files, aan de telefoon bij het bespreken van een obscure factuur van een geprivatiseerde nutsvoorziening. Hoeveel onbegrip kan men verdragen over het doorbreken van oude gewoontes als winkeltijden en feestdagen, of het doorbreken van de arbitraire grenzen van het bestaan door in-vitrofertilisatie en euthanasie?
    Op de keper beschouwd gaat het hele cultuurdebat over de vraag hoe ver we kwmen gaan in het personaliseren van de tijd tot een regime van totale willekeur. Is er eigenlijk nog wel iets dat bindt? Welzeker, en niet zelden worden deze zaken ervaren als opgelegd pandoer, als een terreur van clichés. Het verplichte netwerken met kerst-en nieuwjaarskaartjes. De commerciële operaties van Moeder-, Vader- en Valentijnsdag. De jaarlijkse megafestaties van Oscaruitreiking en Eurovisie songfestival. De verkiezingen. De Tour de France. En natuurlijk het almaar actualiserende Breaking News. Er wordt vaak kritiek geuit op de gratuite betekenis van een nieuwsvoorziening die niet de waarheid dient, maar het kijkcijfer doorslaggevend laat zijn. Maar de verborgen betekenis van dit journalistieke circus is wellicht de dagelijkse synchronisatie van de samenleving. In al zijn passiviteit kan de nieuwsconsument dagelijks constateren dat zijn medeburgers al even passiefblijven bij dezelfde berichten. Een zelden geanalyseerde doch vitale functie van de pers. De vluchtigheid der media is de laatste peiler van de duurzaamheid van een natie.
    Hiermee komen we op het begrip synchroniciteit, de mate waarin ieders klok gelijk kan lopen met die van de ander. In het recente verleden heeft de hele mensheid zo'n moment gedeeld. Ik bedoel het millennium. En dan  natuurlijk vooral de angst voor de 'Bug'. 1 januari 2000 wu eerst in het teken staan van een universeel feest, toen in dat van de universele ramp. Het bleek echter een moment als ieder ander. Een megaflop, een totale ontnuchtering, ruïnes achterlatend als de Millennium dome in Londen. De Nieuwe economie kwam met een enorme klap tot stilstand. In het compleet nietszeggende jaar 2003 is er niets op de kalender dat ons meer samen kan brengen. Dat moeten we zelf doen. Voor een samenleving kan het rantsoen van nieuws, celebrities en commercieel geweld niet genoeg zijn. De tijd wordt niet bijeen gehouden op basis van
vage sentimenten, maar door concrete acties. Om een gedeelde tijd te heIVinden zijn intelVenties nodig, groter dan het individu. Je zou het een Deltaplan tegen de verdere versplintering van de tijd kunnen noemen als dat niet zo verschrikkelijk Hollands wu zijn. Een Grand Projet dan maar, om tijd te maken.

Synchro system
De strijd om tijd laat ons verweesd achter. Als het waar is dat elke vorm van samenleving uiteindelijk gegrond is in een gedeelde tijd, dan rijst de vraag of het steeds verder toegeven aan een verdelende tijd niet uiteindelijk leidt tot de onmogelijkheid van samenleven. Althans, als iets dat aan de directe pragmatiek van regelen en coordineren ontstijgt en een zingevende en identiteitverschaffende betekenis krijgt. Hier belanden we bij het ethische moment van de gedeelde tijd. Het is technisch goed voorstelbaar dat een geheel geatomiseerde en gerationaliseerde tijd tot een uitstekend lopende maatschappij leid. Het is niet ondenkbaar dat een verdere vermarkting van de tijd tot een systeem van a-synchrone transacties, tot een vreedzame, of liever gesedeerde wereld leidt. Indien men de controle op dit systeem maar genoeg perfectioneert, kan het prima blijven draaien. Maar de vraag is uiteraard of dat wenselijk is. Of het fraai is. En of het ook nog anders kan.
    De veronderstelling van dit pamflet is dat het beter is om dit onheilspellende sociale experiment niet uit te voeren en liever te onderzoeken hoe de synchroniciteit, die aan elke gemeenschap ten grondslag ligt, te herstellen. Daar gaat het om: het synchroniseren van de beleving van de tijd tot een niveau dat je jezelf in de ander kunt herkennen. In zijn of haar wereldbeeld, levensritme en idealen. Want wat begint als tolerantie jegens andermans leven, kan eindigen in onverschilligheid over andermans tijd. De emancipatie van de tijd uit de ketenen van geloof en ideologie heeft een bevrijdende werking gehad op het individuele zelfbeschikkingsrecht, maar inmiddels heeft dat geleid tot een maatschappij waarin mensen hun eigen tijdunits worden, opgesloten in hun tijdcapsules en alleen via protocollen met elkaar communicerend. Inderdaad, voor die protocollen zijn erg precieze klokken nodig.
    Maar het delen van de klok is nog niet hetzelfde als het delen van de tijd. Met een klok deel je alleen de tijd- tijd, niet de duur, de ervaring, de beleving van het bestaan. Met de klok is alleen uitwisseling mogelijk, geen deelname in elkaars leven. Mensen vragen straks liever hoe laat iets is gebeurd, dan hoe het voelde. Niemand zal weten hoe laat het voor de ander is. Misschien is dit wel de werkelijke reden van de toegenomen aandacht voor de noodzaak van integratie. Het is niet de taal. Het is niet het delen van waarden en normen. Het is vooral het niet delen van de tijd. Gebrekkige integratie is dan ook niet het probleem van de ander en de anderen, maar een probleem van onszelf. Niemand geeft een duidelijk antwoord op de vraag waarin geïntegreerd moet worden. Omdat daar geen antwoord meer op is. En het zou niet de eerste keer zijn dat het gesprek over de tekortschietende ander een gesprek over onszelf is. Het verwijt dat nu het heftigst wordt geuit betreft het vermijdingsgedrag van sommigen mensen. Maar vermijding is precies het gevolg van de uiteenvallende tijd en geldt ons dus allemaal.
    De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de zojuist beschreven toestand geenszins een lot is waar de mensheid zich willoos naar toe laat leiden. Naast allerlei protest tegen de globalisering en de al te ver doorgevoerde marktwerking, waaraan impliciete kritiek op het vigerende tijdsperspectief is vervat, zijn er talloze vormen van verzet waarbij de tijd een expliciete inzet is. Het is het verzet van de zelfgekozen traagheid. In de beeldende kunst, de film, de architectuur zijn vele voorbeelden te vinden van werken die doelbewust de beweging en de ervaring van de toeschouwer proberen te vertragen. De trnagheid moet leiden tot bezinning, reflectie, tactiliteit, waarde. Maar ook in de politieke arena gaan regelmatig stemmen op om het moordende tempo van het bestaan te doorbreken en te kiezen voor onthaasting. Het is een begrip dat steevast met de 'kwaliteit van het leven' wordt verbonden, daarmee al implicerend dat de snelheid die kwaliteit aantast. Er zijn zelfs bedrijven die de traagheid hebben ontdekt. Niet als kapitalismekritiek, maar als waar die binnen zekere marktsegmenten hoge ogen gooit. Mode, lichaamsverzorging, interieurdesign, de Langzame Keuken, allerlei terreinen spinnen garen bij de gevoelde rusteloosheid door het aanbieden van SlowTM  . Zelfs traagheid is al een brand geworden.
    Maar traagheid is nog niet hetzelfde als gedeelde tijd. Traagheid kan net zo goed geconsumeerd worden, een kwestie van stijl en status worden; iets waarmee je jezelf profileert en dus juist een functie van de atomisering. Traagheid kan ook op zijn Hollands meteen weer een
heel intensief project worden. Met traagheid toon je je privileges. Dat zegt dus niets over de gemeenschapsvorming. Die wordt namelijk alleen gevormd door het opnieuw scheppen van een chronomunitas, een tijdsgemeenschap sterker dan de chronocratie, de heerschappij van de tijd. In een tijdgemeenschap wordt tijd niet noodzakelijkerwijs langzamer, maar krijgt zij door de gedeelde ervaring meer betekenis. Daarmee wordt ze
vooral voller, intenser, krijgt ze een historisch en toekomstperspectief. Een tijdgemeenschap maakt zich niet druk over het verlies van tijd, want ze maakt steeds tijd.
    De vraag is nu of dit visioen van een tijdgemeenschap valt om te zetten tot een daadwerkelijke wending in het huidige proces van verdere versplintering van de tijd. Kan de tijd weer publiek worden? Moet er een verdediger worden benoemd voor de publieke tijd, net zoals dat moet voor het verdedigen van het publieke domein? Is dat dan ook de overheid, waar we in het geval van de openbare ruimte het meest van verwachten? Moet zij ook zorgen dat de publieke tijd gered wordt? En op welke niveaus kan zo'n tijdgemeenschap gecreëerd worden? Op het mentale niveau, waarop de tijd wordt beleefd? Op het beleidsniveau, waarop de tijd wordt georganiseerd? Of op het ontwerpniveau, waarop het
scheppen van de tijd ook vorm krijgt? Wat volgt zijn overwegingen in de laatste van deze drie richtingen.

Het ontwerpen van gedeelde tijd
Je kunt proberen het denken over tijd te hervormen en daarmee een nieuwe mentaliteit te kweken die uitgaat van de noodzaak tot gedeelde tijd. Je kunt ook proberen de samenleving op diverse niveaus zo te organiseren dat de factor tijd als leidraad van politiek en beleid wordt geformuleerd en het belang van maatschappelijke synchroniciteit wordt meegewogen. Maar is het ook mogelijk de factor tijd vorm te geven? Kan de abstractie waarop het hele voorgaande betoog werd gebaseerd, een inspiratiebron zijn voor het aanzien van de wereld, voor de representaties van waarden die we dagelijks tegenkomen? Kan de tijd zichtbaar worden gemaakt in onze omgeving en kan hij worden benut voor het ontwerp van kleding, interieurs, gebouwen, steden en landschappen? En kan dat ontwerp vervolgens mensen tot elkaar brengen? Kan de conceptuele tegenhanger van tijd: de orde van ruimte, materie en vorm, tijd maken?
    Wel, het kan in ieder geval. Voor onze tweede huid, de mode, is dat meteen duidelijk. Weinig cultuuruitingen leveren zo'n sterke bijdrage aan groepsidentiteit als kleding. Met de juiste outfit hoor je erbij. Daarnaast zijn er steeds meer modestrategieën die het vinden van de ander moeten vergemakkelijken. Het uiterlijk kan behalve een uitdrukking van iemands persoonlijkheid ook een gecodeerd signaal zijn voor diverse wensen tot contact. Er is in dit opzicht nog veel te bereiken met kleur, vorm, verschil, logo's en wat dies meer zij. Het is een begin. De prilste vorm van synchroniciteit is een date.
    En wat kan de derde huid? Ook de architectuur is niet zonder ervaring op dit vlak. Je hoeft maar een paar eigenschappen te noemen die de architectuur altijd al heeft gehad om dit te verduidelijken. Indien tijd wordt opgevat als elfgoed, kan worden verwezen naar talloze voorteelden van vereeuwiging van waarden in steen en ornament. Herinneringen werden als het ware opgeroepen door vorm. Ook de toekomst heeft een rijke traditie van gebouwde verbeelding. De architecten die ontwierpen om de toekomst aan te kondigen, maakten heel letterlijk tijd. Tegelijkertijd moeten we vaststellen dat de architectuur deze functie vrijwel heeft verloren, niet wetende welke herinneringen het waard zijn te verstenen, noch welke toekomst de moeite waard is om te openbaren. Wat overblijft is het maken van herkenbaarheid in het neoclassicisme, gemeenschapszin bij de traditionalisten, rustgevend perspectief bij Disney Corporation, of aan de andere kant de onbestemde fascinatie met het nieuwe, vreemde en verre, de megastructuren, de blobs, het deconstructivisme.
    Architectuur heeft haar functie van commemorntie en verloskunde goeddeels verloren en daarmee weerspiegelt ze de zwakheid van het historisch besef. Hoe kun je bouwen voor morgen als je leeft in het hier en nu? Het zelfde geldt voor de kunst in de openbare ruimte dat haar functie als memento mori al decennia geleden is verloren. Geschiedenis en toekomst maakten de tijd tot collectief goed, maar de actualiteit privatiseert de tijd.
   Nog een invalshoek. Indien de tijd wordt gezien als efficiency coëfficiënt, is de architectuur hiervan een schitterende metafoor. Er zullen weinig vakgebieden zijn die de strijd om tijd, de jacht op snelheid en het respect voor haast zo treffend tot uitdrukking hebben gebracht. Op dit moment is er in Nederland een vakgebied in opkomst dat zich tooit met de naam 'mobiliteitsesthetiek'. Het wil aanzien en vorm geven aan een cultuur van beweging, in vervolg op de mobiliteits-nonesthetiek van de zichtlocaties langs de snelwegen waar maar twee principes geldig zijn: de snelheid van de aantakking op het verkeersnet en de grootte van het logo op de dakrand. De mobiliteitsesthetiek maakt nog geen tijd, maar
hoopt wel op een prettiger besteding ervan.
    Verder is er nog de architectuur die er vanuit gaat dat alles stroomt en dat zal blijven doen. Het is de architectuur van het flexkantoor en het drive-through restaurant. Van verschuifbare wanden en instant klikbare bouwelementen. Van systeemplafonds en wisselstroken. Van multifunctioneel bouwenen programmatische verdichting. Het gaat om de architectuur die juist helemaal niets wil verbeelden, alleen maar dienstbaar wil zijn aan de vergankelijldleid van elk idee, elk programma en elk leven.
    Een niveau dieper dan de uiterlijke vonn ontwaren we de tijd als organisatieprincipe van ons bestaan. In feite is de gebouwde omgeving daar nog altijd de afspiegelingvan. Sterker nog, ze versterkte die organisatie. Net zoals de tijd zich verspreidde door mechanische klokken en horloges, zo verspreidden zich de warmtebronnen en tappunten. Waar eens de mensen bij een haardvuur samenschoolden, of bij een dorpspomp, en met elkaar de lusten en lasten deelden van de lente die aanbrak of de winter die inviel, daar kan nu iedereen bij zijn eigen radiator en zijn eigen wastafel zijn eigen mentale universum in stand houden. De invloed van technologische vernieuwingen op de individualisering en daarmee desynchronisering van de tijd is niet te overschatten. Schaarste maakte de tijd tot collectief goed, overvloed privatiseert de tijd. In die zin heeft de architectuur steeds minder het vermogen collectieve tijd te scheppen. Er wordt echter ontegenzeggelijk privé-tijd gecreëerd.
    Een ding is duidelijk, de tijd is allang en breed in de architectuur aanwezig en dat zal wel zo blijven zolang ze dienstbaar is, culturele betekenis wil hebben of ambitieus is. Op dat gebied is bij een groter besef van de tijdsdimensie zelfs nog veel te winnen. De vraag is echter: is er ook een omgeving denkbaar die niet alleen de tijd verstilt, versnelt, accommodeert of privatiseert, maar die publieke tijd maakt door de noodzaak daartoe expliciet tot uitgangspunt te nemen? Is er een architectuur mogelijk die niet scheidt door grenzen te trekken, maar juist bindt door verhalen te vertellen voor deze tijd. Een architectuur die synchroniseert. Een architectuur die niet af is alshet ontwerp is gematerialiseerd en opgeleverd, maar dan juist begint. Dit zou een Time-based Architectuur zijn, een waar het proces en de duur der dingen net zo belangrijk zijn als de vorm der dingen. Deze architectuur gebruikt het worden als onderdeel van haar betekenis, zij is programmeerbaar en herprogrammeerbaar en gebruikt daarvoor de technologie die zich laat hergebruiken: beeldschermen, polymeren, projectietechnieken, sensorische apparatuur, elektromagnetische velden. Maar er is veel meer mogelijk dan deze grootschalige introductie van nieuwe media.
    Weliswaar zou daannee een bewegend en interactief beeld mogelijk worden gemaakt, er zou nog niets worden gezegd over de inhoud van dat beeld. Ook op dat niveau kan echter gebruik worden gemaakt van de factor tijd. Waar het om gaat is om de tijd niet als kloktijd te zien (leidend tot een architectuur van de effectiviteit), maar een beleefde tijd. Deze leidt namelijk tot de noodzaak van het vertellen van verhalen. Architectuur als een vorm van cinematografie. Om de kansen voor het vertellen van verhalen, en daarmee het scheppen van synchroniserende collectieve belevenissen, te vergroten, is het noodzakelijk om het hele idee van accommodatie van fimcties als hoofddoel van het ontwerp op te geven, en in te gaan op de betekenis van tijd voor onze wereld. Dan zou bijvoorbeeld opeens kunnen blijken hoezeer wachttijd, hetgeen altijd
wordt gezien als verspilling, als tussenfase, opeens een kernelement van creativiteit wordt. Van immobiliteits-esthetiek. En een bron van synchronisatie! Perrons, knelpunten in het wegennetwerk, liften, transferia, parkeergarages, stoplichten en kruispunten, er ligt een onmetelijk gebied braak zolang dat gebied als overgangsgebied wordt gezien. Indien men echter het bewegen als een alternatieve vorm van verblijven kan zien, en tegelijk dat verblijven als de laatst overgebleven collectieve ervaring op het schaalniveau van de massa, komt er ruimte voor het nieuwe verhalen vertellen. Het hoeven niet langer verhalen te zijn die altijd geldig zijn. Het hoeven ook geen verhalen te zijn die alleen de macht kan
vertellen. Het moet mogelijk zijn de vorm van de tijd te democratiseren en over te laten aan de mogelijkheden van time sharing. Geen bouwkunst als kunst van het plaatsmaken, maar architectuur als de kunst van de ruimtelijke creativiteit in de publieke tijd. Het zal een omgeving worden waar de veelkleurigheid van de wereld niet alleen een abstract principe is, maar een dagelijkse realiteit. Het zal mogelijk maken dat eenheid
van plaats niet per se eenheid van tijd of handeling hoeft te zijn. De cultuur van vele tijden heeft diepgang nodig. Het ontwerp en de kunst kunnen helpen collectieve ervaringen te scheppen die net zo inhoudelijk zijn als ooit de gotische portalen of de klassieke koepels.

De wereld moet weer tot spreken komen. Pas dan zal de cultuur van verandering niet langer worden gezien als een permanente staat van transitie, maar als een bestemming. Dat schept pas tijd. Wie had gedacht dat de discipline die ooit de ruimte bevrijdde, nu in staat is om mensen hun tijd terug te geven?

 

<terug naar website www.stichtingtijd.nl>