artikel uit ARCHIS #2 2003, special
over TIJD.
<terug naar website
www.stichtingtijd.nl>
Tijd voor Architectuur
Memorandum van hoofdredakteur Ole Bouman van het
architectuurtijdschrif Archis, in een special over Tijd.
Vaak,
al te vaak, ontkent de architectuur de tijd. Ze daagt de eeuwigheid
uit. Ze wil duurzaam zijn. Ze laat zich fotograferen als verstild
tafereel, ontdaan van het leven. Daarnaast wil ze vaak een
investering zijn, onaantastbaar voor slijt, afleiding en afnemende
culturele relevantie. Tenslotte gaat het gesprek over de architectuur
bijna altijd om dat ene verstilde moment waarop de tijd lijkt stil te
staan: de oplevering. Niet het moeizaam werken aan een concept, niet het
sleutelen aan een schets, niet het vechten om de kwaliteit van de
uitvoering, en ook niet het onverwachte gebruik, de mutaties van het
echte leven, geven veel aanleiding tot beschouwen, maar dat ene pure
moment waarop de wereld even af lijkt. De kwestie
die in dit artikel aan de orde komt is wat er gebeurt indien de
architectuur vanuit tegenovergestelde richting wordt benaderd. Niet
vanuit de wens tot purisme van het object, maar vanuit de tand des tijds.
Een cultuur van vele tijden Er is wel eens gezegd dat de
tijd de eigenschap van de natuur is die ervoor zorgt dat niet alles
tegelijk gebeurt. Maar die eigenschap is vandaag de dag niet meer zo
vanzelfsprekend. Volgens de Britse fysicus Julian BaliJour, op zoek naar
een 'theorie van alles' waarin kwantummechanica en relativiteitstheorie
worden verenigd, is het universum slechts 'one big bunch of nows'. In
verscheidene artikelen in de speciale uitgave van Scientific American van September
2002, wordt de relativiteit van de tijd als menselijk construct
geponeerd. Met de overgang van een humanistisch wereldbeeld (waarin de
ontplooiing van een authentieke kern prevaleert), naar een waarin de
verwerking van Informatie centraal staat, wordt tijd steeds meer
gedefinieerd als sociale afspraak in plaats van als een reëel feit.
Men spreekt in een prachtparadox van 'Het einde van de Tijd'. Toch hebben
we de theoretische fysica of filosofie niet nodig om vast te stellen
hoezeer de tijd almaar verder wordt gecomprimeerd tot een almaar durend
hier en nu. Het is een cultuur van een eeuwigdurende actualisering. Het
gaat om het bijhouden van informatie, in plaats van om de schepping
daarvan. Elke dag is vol controles of er nog nieuws is. De deurmat, de
krant, de mailbox, het antwoordapparaat, de voicemail, SMS alerts,
teletekst, de beurskoersen, de agenda, elektronische nieuwsbrieven, ICQ
berichten, een bombardement zonder einde. Er is altijd nog wat nieuws te
checken. Wat al deze vormen van communicatie, hoe actueel ze ook zijn,
kenmerkt, is het feit dat ze asynchroon zijn. Er zit niemand te wachten
aan de andere kant van de lijn of tegenover je om een antwoord in
ontvangst te nemen. Wil je reageren, dan laat je op jouw beurt weer een
berichtje achter. Deze ontkoppeling van communicatie met reëel
contact is een cruciale factor van de voortschrijdende subjectivering
van de tijd. Achter elk berichtje staat het tijdstip van binnenkomst. Je
persoonlijke universum wordt een kwestie van time-management,
systeembeheer en het halen van deadlines. Maar er is
wellicht nog een ingrijpende factor van de triomf van het hiernumaals.
Dat is de simultaneïteit van de diverse levenssferen. Voor een
beetje flexmens is alles gelijktijdig. Waar eens productie en
reproductie strikt aparte werelden bewoonden, daar is nu overal sprake
van werk, ontspanning en persoonlijke levenssfeer tegelijk. Je neemt je
werk mee naar huis, op je werk deel je je eigen werk in en schrijf je
een mail naar je vrienden, makelaar of belastingconsulent. ledereen
koestert zijn Te Doen lijstje.
Hoe overleef je anders in een wereld waar je aan alles tegelijk moet
denken terwijl je continu wordt afgeleid? En zoals
het individuele leven een opeenstapeling van ooit strikt gescheiden
ervaringsniveaus te zien geeft, zo wordt ook de samenleving een
pluralistische lappendeken van diverse tijdsbelevingen. Zelfs in
suburbia, vanaf het begin bekend om zijn monocultuur, zien we het
mozaïek ontstaan van zwarte en witte scholen, volle en lege
parkeervakken, van kleur verschietende speeltuinen, zieltogende kerken
en bloeiende moskeeën. Het is de vertroebeling van het collectieve
tijdsbesef in de multiculturele samenleving. Spanningen ontstaan over
het indelen van de tijd. Scherpe etensgeuren in de vroege ochtend.
Vijfmaal per dag naar het gebedshuis tijdens de Ramadan. Woede over het
feit dat Sinterklaas niet meer verschijnt op een 'zwarte school'.
Vertedering over de combinatie met het Islamitische suikerfeest.
ledereen is wakkerder dan ooit maar niemand weet meer hoe laat het voor
de ander is. Hier treedt aan het licht dat de tijd de fundamentele orde
is die alles bijeen houdt of juist
niet. De vanzelfsprekendheid van klok, agenda en kalender maakt plaats
voor een stelsel van tijdelijke en arbitraire afspraken die slechts op
pragmatische gronden worden gemaakt en die slechts blijven gelden zolang
het handig is. Dit is de cultuur waarin de onvrede ontstaat die de
afgelopen tijd zo fel aan het daglicht treedt. Dit is ook het hart van
het integratieprobleem. Veel meer dan een gedeelde taal, is het de
gedeelde tijd die ervoor zorgt dat mensen in harmonie met elkaar leven
en elkaar respecteren. Volgens sommige biologen is het inlevingsvermogen
in andermans tijdsbesteding zelfs het wezenlijke verschil tussen mens en
dier. En hoewel er in de huidige heftige debatten over integratie
nauwelijks over de orde van de tijd wordt gesproken, ligt er in de
taxatie van deze problematiek een heel spectrum van
maatschappij-opvattingen besloten. Wat zijn de
reactiepatronen die in het huidige maatschappijdebat te herkennen zijn?
Het is niet langer een discussie over Links of Rechts, Sociaal of
Liberaal. Hoewel de tijd best als een verdeelvraagstuk kan worden
besproken, gaat het positiekiezen niet zozeer om de balans tussen
sociale rechtvaardigheid en individuele vrijheid. In toenemende mate
worden de stellingen betrokken als, meestal onbewuste, reactie op de
huidige versplinterde tijdsorde. In die zin zijn het geen ethische of
materiele maar temporele reactiepatronen. Aan de ene kant de
progressieve benadering waarin het zelfbeschikkingsrecht voor de tijd
centraal staat en de tendens naar verdere atomisering van de tijd niet
echt betwist wordt. Binnen dit gedachtegoed moeten andersdenkenden maar
even liberaal, verlicht en individualistisch worden. Aan de andere kant
een krachtige conservatieve stroming. Deze beweging uit zich vooral in
termen van het behoud van waarden en normen maar wil in feite de verdere
deling van de tijd tot staan brengen in een uiterst appel op de noden
van de samenleving. Dit denken vertoont een latente jaloezie jegens
andersdenkenden die nog wel de sociale cohesie vertonen die het gevolg
is van een sterk door de eigen groep gedeeld tijdsbesef. Immers, het
enige gezin dat nog een hoeksteen genoemd kan worden is het gemiddelde
immigranten gezin. Deze stroming zou het liefst de gezinshereniging
onder autochtone Nederlanders zien toenemen. Naast deze
twee inhoudelijke beoordelingen van wat er in de maatschappij gaande is,
is er ook de tolerantiedrempel die men bereiken kan. Hoeveel tijdverlies
kan men nog verdragen? In het openbaar vervoer, in de files, aan de
telefoon bij het bespreken van een obscure factuur van een
geprivatiseerde nutsvoorziening. Hoeveel onbegrip kan men verdragen over
het doorbreken van oude gewoontes als winkeltijden en feestdagen, of het
doorbreken van de arbitraire grenzen van het bestaan door
in-vitrofertilisatie en euthanasie? Op de keper
beschouwd gaat het hele cultuurdebat over de vraag hoe ver we kwmen gaan
in het personaliseren van de tijd tot een regime van totale willekeur.
Is er eigenlijk nog wel iets dat bindt? Welzeker, en niet zelden worden
deze zaken ervaren als opgelegd pandoer, als een terreur van
clichés. Het verplichte netwerken met kerst-en
nieuwjaarskaartjes. De commerciële operaties van Moeder-, Vader- en
Valentijnsdag. De jaarlijkse megafestaties van Oscaruitreiking en
Eurovisie songfestival. De verkiezingen. De Tour de France. En
natuurlijk het almaar actualiserende Breaking News. Er wordt vaak
kritiek geuit op de gratuite betekenis van een nieuwsvoorziening die
niet de waarheid dient, maar het kijkcijfer doorslaggevend laat zijn.
Maar de verborgen betekenis van dit journalistieke circus is wellicht de
dagelijkse synchronisatie van de samenleving. In al zijn passiviteit kan
de nieuwsconsument dagelijks constateren dat zijn medeburgers al even
passiefblijven bij dezelfde berichten. Een zelden geanalyseerde doch
vitale functie van de pers. De vluchtigheid der media is de laatste
peiler van de duurzaamheid van een natie. Hiermee
komen we op het begrip synchroniciteit, de mate waarin ieders klok
gelijk kan lopen met die van de ander. In het recente verleden heeft de
hele mensheid zo'n moment gedeeld. Ik bedoel het millennium. En
dan natuurlijk vooral de angst voor de 'Bug'. 1 januari 2000 wu
eerst in het teken staan van een universeel feest, toen in dat van de
universele ramp. Het bleek echter een moment als ieder ander. Een
megaflop, een totale ontnuchtering, ruïnes achterlatend als de
Millennium dome in Londen. De Nieuwe economie kwam met een enorme klap
tot stilstand. In het compleet nietszeggende jaar 2003 is er niets op de
kalender dat ons meer samen kan brengen. Dat moeten we zelf doen. Voor
een samenleving kan het rantsoen van nieuws, celebrities en commercieel
geweld niet genoeg zijn. De tijd wordt niet bijeen gehouden op basis van
vage sentimenten, maar door concrete acties. Om een gedeelde tijd te
heIVinden zijn intelVenties nodig, groter dan het individu. Je zou het
een Deltaplan tegen de verdere versplintering van de tijd kunnen noemen
als dat niet zo verschrikkelijk Hollands wu zijn. Een Grand Projet dan
maar, om tijd te maken.
Synchro system De strijd om tijd laat ons
verweesd achter. Als het waar is dat elke vorm van samenleving
uiteindelijk gegrond is in een gedeelde tijd, dan rijst de vraag of het
steeds verder toegeven aan een verdelende tijd niet uiteindelijk leidt
tot de onmogelijkheid van samenleven. Althans, als iets dat aan de
directe pragmatiek van regelen en coordineren ontstijgt en een
zingevende en identiteitverschaffende betekenis krijgt. Hier belanden we
bij het ethische moment van de gedeelde tijd. Het is technisch goed
voorstelbaar dat een geheel geatomiseerde en gerationaliseerde tijd tot
een uitstekend lopende maatschappij leid. Het is niet ondenkbaar dat een
verdere vermarkting van de tijd tot een systeem van a-synchrone
transacties, tot een vreedzame, of liever gesedeerde wereld leidt.
Indien men de controle op dit systeem maar genoeg perfectioneert, kan
het prima blijven draaien. Maar de vraag is uiteraard of dat wenselijk
is. Of het fraai is. En of het ook nog anders kan. De
veronderstelling van dit pamflet is dat het beter is om dit
onheilspellende sociale experiment niet uit te voeren en liever te
onderzoeken hoe de synchroniciteit, die aan elke gemeenschap ten
grondslag ligt, te herstellen. Daar gaat het om: het synchroniseren van
de beleving van de tijd tot een niveau dat je jezelf in de ander kunt
herkennen. In zijn of haar wereldbeeld, levensritme en idealen. Want wat
begint als tolerantie jegens andermans leven, kan eindigen in
onverschilligheid over andermans tijd. De emancipatie van de tijd uit de
ketenen van geloof en ideologie heeft een bevrijdende werking gehad op
het individuele zelfbeschikkingsrecht, maar inmiddels heeft dat geleid
tot een maatschappij waarin mensen hun eigen tijdunits worden,
opgesloten in hun tijdcapsules en alleen via protocollen met elkaar
communicerend. Inderdaad, voor die protocollen zijn erg precieze klokken
nodig. Maar het
delen van de klok is nog niet hetzelfde als het delen van de tijd. Met
een klok deel je alleen de tijd- tijd, niet de duur, de ervaring, de
beleving van het bestaan. Met de klok is alleen uitwisseling mogelijk,
geen deelname in elkaars leven. Mensen vragen straks liever hoe laat
iets is gebeurd, dan hoe het voelde. Niemand zal weten hoe laat het voor
de ander is. Misschien is dit wel de werkelijke reden van de toegenomen
aandacht voor de noodzaak van integratie. Het is niet de taal. Het is
niet het delen van waarden en normen. Het is vooral het niet delen van
de tijd. Gebrekkige integratie is dan ook niet het probleem van de ander
en de anderen, maar een probleem van onszelf. Niemand geeft een
duidelijk antwoord op de vraag waarin geïntegreerd moet worden.
Omdat daar geen antwoord meer op is. En het zou niet de eerste keer zijn
dat het gesprek over de tekortschietende ander een gesprek over onszelf
is. Het verwijt dat nu het heftigst wordt geuit betreft het
vermijdingsgedrag van sommigen mensen. Maar vermijding is precies het
gevolg van de uiteenvallende tijd en geldt ons dus allemaal. De
eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de zojuist beschreven toestand
geenszins een lot is waar de mensheid zich willoos naar toe laat leiden.
Naast allerlei protest tegen de globalisering en de al te ver
doorgevoerde marktwerking, waaraan impliciete kritiek op het vigerende
tijdsperspectief is vervat, zijn er talloze vormen van verzet waarbij de
tijd een expliciete inzet is. Het is het verzet van de zelfgekozen
traagheid. In de beeldende kunst, de film, de architectuur zijn vele
voorbeelden te vinden van werken die doelbewust de beweging en de
ervaring van de toeschouwer proberen te vertragen. De trnagheid moet
leiden tot bezinning, reflectie, tactiliteit, waarde. Maar ook in de
politieke arena gaan regelmatig stemmen op om het moordende tempo van
het bestaan te doorbreken en te kiezen voor onthaasting. Het is een
begrip dat steevast met de 'kwaliteit van het leven' wordt verbonden,
daarmee al implicerend dat de snelheid die kwaliteit aantast. Er zijn
zelfs bedrijven die de traagheid hebben ontdekt. Niet als
kapitalismekritiek, maar als waar die binnen zekere marktsegmenten hoge
ogen gooit. Mode, lichaamsverzorging, interieurdesign, de Langzame
Keuken, allerlei terreinen spinnen garen bij de gevoelde rusteloosheid
door het aanbieden van SlowTM . Zelfs
traagheid is al een brand
geworden. Maar
traagheid is nog niet hetzelfde als gedeelde tijd. Traagheid kan net zo
goed geconsumeerd worden, een kwestie van stijl en status worden; iets
waarmee je jezelf profileert en dus juist een functie van de
atomisering. Traagheid kan ook op zijn Hollands meteen weer een
heel intensief project worden. Met traagheid toon je je privileges. Dat
zegt dus niets over de gemeenschapsvorming. Die wordt namelijk alleen
gevormd door het opnieuw scheppen van een chronomunitas, een
tijdsgemeenschap sterker dan de chronocratie, de heerschappij van de
tijd. In een tijdgemeenschap wordt tijd niet noodzakelijkerwijs
langzamer, maar krijgt zij door de gedeelde ervaring meer betekenis.
Daarmee wordt ze
vooral voller, intenser, krijgt ze een historisch en
toekomstperspectief. Een tijdgemeenschap maakt zich niet druk over het
verlies van tijd, want ze maakt steeds tijd. De vraag is
nu of dit visioen van een tijdgemeenschap valt om te zetten tot een
daadwerkelijke wending in het huidige proces van verdere versplintering
van de tijd. Kan de tijd weer publiek worden? Moet er een verdediger
worden benoemd voor de publieke tijd, net zoals dat moet voor het
verdedigen van het publieke domein? Is dat dan ook de overheid, waar we
in het geval van de openbare ruimte het meest van verwachten? Moet zij
ook zorgen dat de publieke tijd gered wordt? En op welke niveaus kan
zo'n tijdgemeenschap gecreëerd worden? Op het mentale niveau,
waarop de tijd wordt beleefd? Op het beleidsniveau, waarop de tijd wordt
georganiseerd? Of op het ontwerpniveau, waarop het
scheppen van de tijd ook vorm krijgt? Wat volgt zijn overwegingen in de
laatste van deze drie richtingen.
Het ontwerpen van gedeelde tijd Je kunt proberen het denken
over tijd te hervormen en daarmee een nieuwe mentaliteit te kweken die
uitgaat van de noodzaak tot gedeelde tijd. Je kunt ook proberen de
samenleving op diverse niveaus zo te organiseren dat de factor tijd als
leidraad van politiek en beleid wordt geformuleerd en het belang van
maatschappelijke synchroniciteit wordt meegewogen. Maar is het ook
mogelijk de factor tijd vorm te geven? Kan de abstractie waarop het hele
voorgaande betoog werd gebaseerd, een inspiratiebron zijn voor het
aanzien van de wereld, voor de representaties van waarden die we
dagelijks tegenkomen? Kan de tijd zichtbaar worden gemaakt in onze
omgeving en kan hij worden benut voor het ontwerp van kleding,
interieurs, gebouwen, steden en landschappen? En kan dat ontwerp
vervolgens mensen tot elkaar brengen? Kan de conceptuele tegenhanger van
tijd: de orde van ruimte, materie en vorm, tijd maken? Wel, het
kan in ieder geval. Voor onze tweede huid, de mode, is dat meteen
duidelijk. Weinig cultuuruitingen leveren zo'n sterke bijdrage aan
groepsidentiteit als kleding. Met de juiste outfit hoor je erbij.
Daarnaast zijn er steeds meer modestrategieën die het vinden van de
ander moeten vergemakkelijken. Het uiterlijk kan behalve een uitdrukking
van iemands persoonlijkheid ook een gecodeerd signaal zijn voor diverse
wensen tot contact. Er is in dit opzicht nog veel te bereiken met kleur,
vorm, verschil, logo's en wat dies meer zij. Het is een begin. De
prilste vorm van synchroniciteit is een date. En wat kan
de derde huid? Ook de architectuur is niet zonder ervaring op dit vlak.
Je hoeft maar een paar eigenschappen te noemen die de architectuur
altijd al heeft gehad om dit te verduidelijken. Indien tijd wordt
opgevat als elfgoed, kan worden verwezen naar talloze voorteelden van
vereeuwiging van waarden in steen en ornament. Herinneringen werden als
het ware opgeroepen door vorm. Ook de toekomst heeft een rijke traditie
van gebouwde verbeelding. De architecten die ontwierpen om de toekomst
aan te kondigen, maakten heel letterlijk tijd. Tegelijkertijd moeten we
vaststellen dat de architectuur deze functie vrijwel heeft verloren,
niet wetende welke herinneringen het waard zijn te verstenen, noch welke
toekomst de moeite waard is om te openbaren. Wat overblijft is het maken
van herkenbaarheid in het neoclassicisme, gemeenschapszin bij de
traditionalisten, rustgevend perspectief bij Disney Corporation, of aan
de andere kant de onbestemde fascinatie met het nieuwe, vreemde en
verre, de megastructuren, de blobs, het deconstructivisme. Architectuur
heeft haar functie van commemorntie en verloskunde goeddeels verloren
en daarmee weerspiegelt ze de zwakheid van het historisch besef. Hoe kun
je bouwen voor morgen als je leeft in het hier en nu? Het zelfde geldt
voor de kunst in de openbare ruimte dat haar functie als memento mori al decennia geleden is
verloren. Geschiedenis en toekomst maakten de tijd tot collectief goed,
maar de actualiteit privatiseert de tijd. Nog een
invalshoek. Indien de tijd wordt gezien als efficiency
coëfficiënt, is de architectuur hiervan een schitterende
metafoor. Er zullen weinig vakgebieden zijn die de strijd om tijd, de
jacht op snelheid en het respect voor haast zo treffend tot uitdrukking
hebben gebracht. Op dit moment is er in Nederland een vakgebied in
opkomst dat zich tooit met de naam 'mobiliteitsesthetiek'. Het wil
aanzien en vorm geven aan een cultuur van beweging, in vervolg op de
mobiliteits-nonesthetiek van de zichtlocaties langs de snelwegen waar
maar twee principes geldig zijn: de snelheid van de aantakking op het
verkeersnet en de grootte van het logo op de dakrand. De
mobiliteitsesthetiek maakt nog geen tijd, maar
hoopt wel op een prettiger besteding ervan. Verder is
er nog de architectuur die er vanuit gaat dat alles stroomt en dat zal
blijven doen. Het is de architectuur van het flexkantoor en het drive-through restaurant. Van
verschuifbare wanden en instant klikbare bouwelementen. Van
systeemplafonds en wisselstroken. Van multifunctioneel bouwenen
programmatische verdichting. Het gaat om de architectuur die juist
helemaal niets wil verbeelden, alleen maar dienstbaar wil zijn aan de
vergankelijldleid van elk idee, elk programma en elk leven. Een niveau
dieper dan de uiterlijke vonn ontwaren we de tijd als
organisatieprincipe van ons bestaan. In feite is de gebouwde omgeving
daar nog altijd de afspiegelingvan. Sterker nog, ze versterkte die
organisatie. Net zoals de tijd zich verspreidde door mechanische klokken
en horloges, zo verspreidden zich de warmtebronnen en tappunten. Waar
eens de mensen bij een haardvuur samenschoolden, of bij een dorpspomp,
en met elkaar de lusten en lasten deelden van de lente die aanbrak of de
winter die inviel, daar kan nu iedereen bij zijn eigen radiator en zijn
eigen wastafel zijn eigen mentale universum in stand houden. De invloed
van technologische vernieuwingen op de individualisering en daarmee
desynchronisering van de tijd is niet te overschatten. Schaarste maakte
de tijd tot collectief goed, overvloed privatiseert de tijd. In die zin
heeft de architectuur steeds minder het vermogen collectieve tijd te
scheppen. Er wordt echter ontegenzeggelijk privé-tijd
gecreëerd. Een ding is
duidelijk, de tijd is allang en breed in de architectuur aanwezig en dat
zal wel zo blijven zolang ze dienstbaar is, culturele betekenis wil
hebben of ambitieus is. Op dat gebied is bij een groter besef van de
tijdsdimensie zelfs nog veel te winnen. De vraag is echter: is er ook
een omgeving denkbaar die niet alleen de tijd verstilt, versnelt,
accommodeert of privatiseert, maar die publieke tijd maakt door de
noodzaak daartoe expliciet tot uitgangspunt te nemen? Is er een
architectuur mogelijk die niet scheidt door grenzen te trekken, maar
juist bindt door verhalen te vertellen voor deze tijd. Een architectuur
die synchroniseert. Een architectuur die niet af is alshet ontwerp is
gematerialiseerd en opgeleverd, maar dan juist begint. Dit zou een Time-based Architectuur zijn, een
waar het proces en de duur der dingen net zo belangrijk zijn als de vorm
der dingen. Deze architectuur gebruikt het worden als onderdeel van haar
betekenis, zij is programmeerbaar en herprogrammeerbaar en gebruikt
daarvoor de technologie die zich laat hergebruiken: beeldschermen,
polymeren, projectietechnieken, sensorische apparatuur,
elektromagnetische velden. Maar er is veel meer mogelijk dan deze
grootschalige introductie van nieuwe media. Weliswaar
zou daannee een bewegend en interactief beeld mogelijk worden gemaakt,
er zou nog niets worden gezegd over de inhoud van dat beeld. Ook op dat
niveau kan echter gebruik worden gemaakt van de factor tijd. Waar het om
gaat is om de tijd niet als kloktijd
te zien (leidend tot een architectuur van de effectiviteit), maar een beleefde tijd. Deze leidt namelijk
tot de noodzaak van het vertellen van verhalen. Architectuur als een
vorm van cinematografie. Om de kansen voor het vertellen van verhalen,
en daarmee het scheppen van synchroniserende collectieve belevenissen,
te vergroten, is het noodzakelijk om het hele idee van accommodatie van
fimcties als hoofddoel van het ontwerp op te geven, en in te gaan op de
betekenis van tijd voor onze wereld. Dan zou bijvoorbeeld opeens kunnen
blijken hoezeer wachttijd, hetgeen altijd
wordt gezien als verspilling, als tussenfase, opeens een kernelement
van creativiteit wordt. Van immobiliteits-esthetiek. En een bron van
synchronisatie! Perrons, knelpunten in het wegennetwerk, liften,
transferia, parkeergarages, stoplichten en kruispunten, er ligt een
onmetelijk gebied braak zolang dat gebied als overgangsgebied wordt
gezien. Indien men echter het bewegen als een alternatieve vorm van
verblijven kan zien, en tegelijk dat verblijven als de laatst
overgebleven collectieve ervaring op het schaalniveau van de massa, komt
er ruimte voor het nieuwe verhalen vertellen. Het hoeven niet langer
verhalen te zijn die altijd geldig zijn. Het hoeven ook geen verhalen te
zijn die alleen de macht kan
vertellen. Het moet mogelijk zijn de vorm van de tijd te democratiseren
en over te laten aan de mogelijkheden van time sharing. Geen bouwkunst
als kunst van het plaatsmaken, maar architectuur als de kunst van de
ruimtelijke creativiteit in de publieke tijd. Het zal een omgeving
worden waar de veelkleurigheid van de wereld niet alleen een abstract
principe is, maar een dagelijkse realiteit. Het zal mogelijk maken dat
eenheid
van plaats niet per se eenheid van tijd of handeling hoeft te zijn. De
cultuur van vele tijden heeft diepgang nodig. Het ontwerp en de kunst
kunnen helpen collectieve ervaringen te scheppen die net zo inhoudelijk
zijn als ooit de gotische portalen of de klassieke koepels.
De wereld moet weer tot spreken komen. Pas dan zal de cultuur van
verandering niet langer worden gezien als een permanente staat van
transitie, maar als een bestemming. Dat schept pas tijd. Wie had gedacht
dat de discipline die ooit de ruimte bevrijdde, nu in staat is om mensen
hun tijd terug te geven?