Je hoeft maar negentig bladzijden Proust te lezen om te kunnen
meepraten over madeleines. Dan wordt, meteen al in het eerste deel van
"A la recherche du temps perdu", de beroemde herinneringservaring
beschreven. Exclusief voor de madeleine is die niet. Later wordt
ze nog een paar keer opgeroepen, maar dan naar aanleiding van
hondengeblaf of een meidoornhaag. In "De kant van Guermantes"
komt het cakeje nog een keer terug, nu samen met de struik. Dan zit de
lezer al tegen het einde van deel drie. Het zijn maar een paar
passages in een romancyclus van een kleine drieëneenhalfduizend
bladzijden.
Toch wordt de Recherche steevast teruggebracht tot die luttele alinea's
en die ene beschrijving, alsof die het hele gigantische werk in zijn
essentie samenvatten. Het raadsel van de herinnering heet erin te
worden ontsluierd, en dus -zo schreef Gilles Deleuze in zijn essay
"Proust et les signes" - het raadsel van de tijd zelf. De titel van de
cyclus wijst volgens hem niet nostalgisch naar een teloorgegane periode
die de schrijver in zijn geheugen opnieuw zou oproepen. Proust zou,
integendeel, niets minder hebben gewild dan het raadsel van het
tijdsverloop zelf blootleggen.
Daar viel inderdaad wel het een en ander aan op te helderen sinds
Augustinus anderhalf millennium eerder had opgetekend dat hij heel
precies wist wat de tijd was, zolang hij dat maar niet hoefde te
verklaren. Zodra hij het in woorden probeerde te vatten, vervluchtigde
het inzicht tot radeloos gestamel.
Maar in die tussentijd had de filosofie niet stilgezeten. De vrijwel in
vergetelheid geraakte Henri Bergson hield in de eerste decennia van de
twintigste eeuw tout Paris in zijn ban met het onderscheid tussen
kloktijd en Ie temps vécu. De wereld waarin wij leven rolt niet
gelijkmatig voort van verleden naar toekomst. Ze beweegt zich volgens
Bergson eerder als een rangerende boemeltrein: sneller en trager
vooruit, al naar gelang de gebeurtenissen die zich daarin afspelen en
de stemmingen waarmee we die beleven.
En misschien ook wel achteruit, heeft Proust wellicht gedacht: wanneer
we in onze herinneringen teruggaan. Inderdaad besteedde Bergson
veel aandacht aan de vraag hoe het verleden in het heden bewaard
blijft. Maar het beeld van de teruggang blijkt onjuist. Het verleden
bestaat niet. Wat er is, bestaat alleen maar in het heden. De
herinnering is een ervaring in het nu met een bijzonder patina, zoals
het cakeje van Proust. En daarmee is het raadsel van de tijd weer
terug. Want in het «nu» bestaat geen tijd. Het is, altijd
en eeuwig, puntvormige presentie.
Waar bevindt zich, hier en nu, het verleden? heeft de Vlaamse essayist
Bart Verschaffel zich ooit afgevraagd. Ligt het, als archeologie, in de
aarde onder onze voeten? Staat het, als klassieke norm, in musea
tentoongesteld? Of is het de Terra Incognita die Verschaffels essay
zijn titel gaf: eeuwig vreemd geworden land achter de horizon, waarvan
we alleen maar weet hebben als het onvoorstelbare?
Dat Bergson alleen maar herinnerd bleef als denker van Ie temps
vécu is een even ondankbare verschraling van zijn werk als de
reductie van Proust tot die ene madeleine. Beiden ging het om iets veel
groters, al maakten die details daar wel deel van uit. Is er een
wereldschrijver denkbaar die al na negentig bladzijden de clou van zijn
vertelling weggeeft, samengevat in nauwelijks één
promille van de tekst die nogvolgen zou?
Als Prousts cakeje de archeologie van het verleden is, dan is zijn
eindeloze beschrijving van de obsolete Franse aristocratie er het
museum van. Klassiek en, in weerwil van Prousts vileine beschrijvingen,
nog altijd normatief voor de nostalgicus die hij bleef. Voor de eeuwige
terugkeer van hun altijd gelijke intriges nam hij de tijd, honderden
bladzijden lang, met een geduld dat ons al even vreemd geworden is.
Des te herkenbaarder is in zijn roman de jaloezie, misschien wel het
tweede hoofd-thema ervan. Niet om wat zijn geliefde doet, maar om wat
zij zou kunnen doen en, erger nog, gedaan heeft, lijdt Marcel. Nooit
licht Albertine daarvan een sluier op. Zij is dat raadsel: vreemd land
dat haar verleden met zich meedraagt als het ondenkbare, verloren voor
iedere herinnering.