artikel uit de Groene Amsterdammer van 6 maart 2004
<terug naar  website www.stichtingtijd.nl>


TIJD

Door: Ger Groot


Je hoeft maar negentig bladzijden Proust te lezen om te kunnen meepraten over madeleines. Dan wordt, meteen al in het eerste deel van "A la recherche du temps perdu", de beroemde herinneringservaring beschreven. Exclusief voor de madeleine is die  niet. Later wordt ze nog een paar keer opgeroepen, maar dan naar aanleiding van hondengeblaf of een meidoornhaag. In "De kant  van Guermantes" komt het cakeje nog een keer terug, nu samen met de struik. Dan zit de lezer al tegen het einde van deel  drie. Het zijn maar een paar passages in een romancyclus van een kleine drieëneenhalfduizend bladzijden.
Toch wordt de Recherche steevast teruggebracht tot die luttele alinea's en die ene beschrijving, alsof die het hele gigantische werk in zijn essentie samenvatten. Het raadsel van de herinnering heet erin te worden ontsluierd, en dus -zo schreef Gilles Deleuze in zijn essay "Proust et les signes" - het raadsel van de tijd zelf. De titel van de cyclus wijst volgens hem niet nostalgisch naar een teloorgegane periode die de schrijver in zijn geheugen opnieuw zou oproepen. Proust zou, integendeel, niets minder hebben gewild dan het raadsel van het tijdsverloop zelf blootleggen.
Daar viel inderdaad wel het een en ander aan op te helderen sinds Augustinus anderhalf millennium eerder had opgetekend dat hij heel precies wist wat de tijd was, zolang hij dat maar niet hoefde te verklaren. Zodra hij het in woorden probeerde te vatten, vervluchtigde het inzicht tot radeloos gestamel.
Maar in die tussentijd had de filosofie niet stilgezeten. De vrijwel in vergetelheid geraakte Henri Bergson hield in de eerste decennia van de twintigste eeuw tout Paris in zijn ban met het onderscheid tussen kloktijd en Ie temps vécu. De wereld waarin wij leven rolt niet gelijkmatig voort van verleden naar toekomst. Ze beweegt zich volgens Bergson eerder als een rangerende boemeltrein: sneller en trager vooruit, al naar gelang de gebeurtenissen die zich daarin afspelen en de stemmingen waarmee we die beleven.
En misschien ook wel achteruit, heeft Proust wellicht gedacht: wanneer we in onze herinneringen teruggaan. Inderdaad  besteedde Bergson veel aandacht aan de vraag hoe het verleden in het heden bewaard blijft. Maar het beeld van de teruggang blijkt onjuist. Het verleden bestaat niet. Wat er is, bestaat alleen maar in het heden. De herinnering is een ervaring in het nu met een bijzonder patina, zoals het cakeje van Proust. En daarmee is het raadsel van de tijd weer terug. Want in het «nu» bestaat geen tijd. Het is, altijd en eeuwig, puntvormige presentie.
Waar bevindt zich, hier en nu, het verleden? heeft de Vlaamse essayist Bart Verschaffel zich ooit afgevraagd. Ligt het, als archeologie, in de aarde onder onze voeten? Staat het, als klassieke norm, in musea tentoongesteld? Of is het de Terra Incognita die Verschaffels essay zijn titel gaf: eeuwig vreemd geworden land achter de horizon, waarvan we alleen maar weet hebben als het onvoorstelbare?
Dat Bergson alleen maar herinnerd bleef als denker van Ie temps vécu is een even ondankbare verschraling van zijn werk als de reductie van Proust tot die ene madeleine. Beiden ging het om iets veel groters, al maakten die details daar wel deel van uit. Is er een wereldschrijver denkbaar die al na negentig bladzijden de clou van zijn vertelling weggeeft, samengevat in nauwelijks één promille van de tekst die nogvolgen zou?
Als Prousts cakeje de archeologie van het verleden is, dan is zijn eindeloze beschrijving van de obsolete Franse aristocratie er het museum van. Klassiek en, in weerwil van Prousts vileine beschrijvingen, nog altijd normatief voor de nostalgicus die hij bleef. Voor de eeuwige terugkeer van hun altijd gelijke intriges nam hij de tijd, honderden bladzijden lang, met een geduld dat ons al even vreemd geworden is.
Des te herkenbaarder is in zijn roman de jaloezie, misschien wel het tweede hoofd-thema ervan. Niet om wat zijn geliefde doet, maar om wat zij zou kunnen doen en, erger nog, gedaan heeft, lijdt Marcel. Nooit licht Albertine daarvan een sluier op. Zij is dat raadsel: vreemd land dat haar verleden met zich meedraagt als het ondenkbare, verloren voor iedere herinnering.
 

<terug naar website www.stichtingtijd.nl>