Lezing van Bert Dalmolen, uitgesproken op 6-10-02004  voor de Nederlandse Vereniging voor Medische Polemologie in Assen.
<terug naar  website www.stichtingtijd.nl>


Over observeren

Door Bert Dalmolen

Twee Chinese literatie lopen op een mooie dag bij de rivier. De ene rapporteert: ”wat springen die vissen blij op in de rivier” Vraagt de ander:” Hoe kan jij weten dat die vissen blij zijn”.

Onze waarneming is een biologisch proces.  Zelfs eencelligen nemen veranderingen in hun omgeving waar; verschillen tussen warm en koud, hoger en lager, concentraties van chemicaliën etc. Volgens de “santiago-theorie” van Maturana en Varela gaat het levensproces samen met cognitie: waarneming en interpretatie. Dat betekent een radicale expansie van het traditionele concept van “mind”. In deze visie zijn hersenen niet nodig voor het bestaan van “mind”. Een bacterie, een plant heeft geen hersenen, maar een “mind”. “Mind” impliceert cognitie: perceptie, emotie en actie. In de menselijke sfeer impliceert cognitie ook taal, conceptueel denken en alle Bert Dalmolen, leaving for Springandere attributen van menselijk bewustzijn. “mind” is dus geen esoterisch begrip, alleen een duiding van cognitieve processen die samen hangen met levenprocessen.1
Voor mij als beeldend kunstenaar is dit een aantrekkelijke visie, want hiermee heb ik een gereedschap, een benaderingsmethode, om de levende omgeving in te denken, bij het leven gaat het niet
om “vreemden”, maar om herkenbare cognitieve processen.2
Empathie, herkenning, erkenning en bevestiging (validatie), daar gaat het om bij observeren. Het is de kunst om het onmiddellijke vertalen en interpreteren dat bij reflectie hoort wat te dimmen. Helemaal zonder ben je nooit, want onmiddellijk verwoorden is menselijk gedrag.

(Kunstwerk: leaving for spring: 2001/2002, 140x200cm)

Neem bij voorbeeld de cirkelige vorm. Rinze Visser heeft het publiek hier al eens eerder op gewezen. Het is een lens, het oog van de schouwer en beschouwer, en daarmee antropocentrisch.
Ik voelde me niet helemaal gemakkelijk onder zijn scherpe duiding. Als mens is antropocentrisme onvermijdelijk. Natuurlijk weet ik dat, daar kan je niet omheen. Mijn opleiding, culturele antropologie heeft mij hier hoog bewust van gemaakt. Participerende observatie, de “core -business” van de culturele antropologie is kwalitatieve observatie van menselijk groepsgedrag met empathie als spil. Deze “niet harde” methodologie heeft binnen de antropologie aanleiding gegeven voor vele epistomologiën, apologieën, filosofieën en middle-range theorieën. Onder de antropologiestudenten zijn dan ook velen, die de discipline eerder zien als filosofie.
Ik zou me daarom helemaal niet ongemakkelijk onder deze opmerking hebben hoeven te voelen, Waarom dan dat ongemak?

“March-breath” (leaving for spring/songlines) is de uitwerking van een empathisch proces, een rapport van mijn observaties in de velden achter ons huis tijdens de maartse storm. De omdat het de luchtbeweging was, die de winter weg blies. Mijn empathische gedrag werd gestuurd door de vraag, of we onze menselijke perceptie kunnen “overstijgen”, er buiten kunnen treden.
Ik was –en ben nog steeds- bezig met songlines en vogels.
Songlines zijn een soort verhalende liederen die de Australische Aboriginals als “kaart” gebruiken om het continent te doorkruisen. Het zijn beschrijvingen van het land, onlosmakelijk verbonden met verbeelding, romantiek, ontmoetingen, dood en liefde, mythe, magie, ritueel en religie. Door het te reciteren en tegelijkertijd aan toe te voegen “trok” zo’n lied de jager-verzamelaar door het land van de regenboogslang.3 Het is een effectieve landkaart, die waarschuwt voor gevaren, voedsel en water duidt, educatie biedt, woon -en rustplaatsen aanwijst en met “goede geest” is gemaakt. In wezen zijn onze kaarten niet zo anders, ze duiden ook de voor ons belangrijke herkenningspunten en we moeten ook ingewijd zijn om ze te kunnen lezen.
Het overdragen van deze kennis is een intens rituele gebeurtenis, gedragen op vertrouwen.
Aboriginals moeten niet onderschat worden. Het zijn mensen als wij, met de zelfde cognitieve vermogens. Nadat ze het grootwild hadden opgepeuzeld en daarmee misschien wel te temmen huisdieren waren uitgeroeid4 en ze het met weinig hulpbronnen en “internationale” contacten moesten doen, hebben ze een “sustainable” manier van leven ontwikkeld. Het is niet niks om met zo weinig middelen continentwijde verbindingen te onderhouden.
Bij songlines gaat om een creatieve empathie, voelen, invoelen, inbeelden, verbeelden en daar rapport van te geven èn intelligentie niet uit te schakelen, want juist dat is ook deel van de observatie. Daar doe je het mee.
Ik vroeg me af of de manier van kijken van de aboriginals ook door mij toegepast kon worden en wat het ons dan zou vertellen. Zo is het schilderij gemaakt.

De wind is geen geest, het is een fysieke kracht zonder geest. Dat is wat onze moderne vertaling van wind maakt. Het gaat tot 12 op de schaal van Beaufort. Geen Geest? Maar Beaufort is toch een dode geleerde wiens voorouderlijke schalen nog tot nu in mijn ziel doorklinken en mijn voorstellingsvermogen stuurt? Zo werken geesten toch? Ze sturen de visie en bepalen daarmee onze daden. Als ik de geleerde godheid Buys Ballot aanroep raak ik nog steeds in de war door dat duiveltje in mij dat links en rechts stiekem verwisseld. Triviaal, goden en geesten, maar door het een andere naam te geven hebben we de machten en krachten geenszins gepasseerd. We noemen ze nu theorieën en wetten.
Ik ben geen aboriginal, maar ik kan hun werkelijkheid goed begrijpen, de processen achter mijn intelligentie en cognitie zijn niet anders.

Dikke lucht, dunne lucht, zoele wind, windhoosje, windstilte, luwte, hoge druk, lage druk.
Fluiten, gieren, je adem, je longen, je stem, je woorden, taal, het ruisen, mijn fluit, diepe zucht. Mistral, sirocco, eolische formaties.
Zonnewind, aërodynamica, vanuit wat voor werkelijkheid benoemen en behandelen we de wind, de lucht?
Is het geven van betekenis het zelfde als bezielen? Helpt wetenschappelijke afstandelijkheid? Is die koude objectiviteit niet allemaal bevroren emotie, de manier waarop wij valideren en validatie hopen te krijgen? Wat is betrokkenheid? berust dat op herkenning?
“march Breath”, maartse adem.
In maart bereiden veel vogels zich op de trek voor, ze zijn onrustig en ze oefenen met zwermen. Tijdens een zware maartse storm maakte ik zo’n 20 dia’s van zwermende vogels. Hoe ze bleven steken ik de dans van vlak voor de formatie, die telken weer door de storm verscheurd werd. Ik vroeg me af hoe dat proces van formatie verliep, hoe de vogels hun gedrag op elkaar af stemden, hoe ze als één met honderden tegelijkertijd in formatie bewegen. Hoe ze elkaar waarnemen, hoe ze op elkaar afstemmen, hoe dat voelt, wat voor beelden dat bij mij oproept. Die dia’s werden het uitgangspunt voor het schilderij.
Hun motieven en emoties als groepsdier kan ik als mens goed inbeelden, de voordelen begrijp ik vanuit mijn “wezen”. Die ervaar ik ook. Kuddegedrag, het niet zelf hoeven beslissen. Mijn acties laten motiveren door hen rondom mij, gedragsafstemming op metgezellen, niet op de wijdere omgeving. Dat scheelt energiegebruik, niet meer zelf verantwoordelijk zijn. Samen in een ritme, heerlijk, geeft een gevoel van macht. Degenen aan de randen moeten wat harder werken met de zintuig/bewegingscoördinatie, maar daar zijn wisseldiensten voor. Binnenin kan je bijna slapend vliegen. Bijna, want een pirouette van een zwerm spreeuwen vergt natuurlijk wel wat meer alertheid.
Een dans om de wintertrance te verdrijven, dikke lucht, dunne lucht, kolken, spattend water, buigend riet, gestrekte wilgen, zonneharpen. Koning winter wordt aangepakt.
Die dans, de vreugde, de verwachting van het voorjaar voel ik ook, net als de planten, de dieren, de wind. De storm is mij niet vreemd, de vreugde is mij niet vreemd, .
Antropocentrisch, met het oog van de camera, empathie voor de natuur, waar ik deel van ben, empathie van cultuur voor natuur. Ik ken net als de vogels en de planten en de wind de patronen en dans er in mee. Ik verwerk het alleen heel anders, met mijn handen, verbeelding en geheugen. En dat is cultuur.

Ja, als mens kan ik ook mijn omgeving invoelen en allerlei processen kennen en herkennen. Het is hele basale cognitie, het zijn heel gewone processen: lust voor warmte, verkoeling, voedsel, veiligheid, sex. Ruzies, pesterijtjes, aftroevereitjes, geweld, rauwe levensvreugde, verleidingen, vallen, triomfen, de dood. Het land dat wakker wordt en geeuwt, zich opmaakt voor het voorjaar.

Het schilderij is een kaart voor een reis door de voorjaarsstorm, met alle goden en geesten die je daar en dan zult herkennen, ook dankzij de kaart. Antropocentrisch, dat zeker. Maar mens zijn is niet alleen een overmatig brein en een groot vermogen tot het scheppen van cultuur, het is ook een levensproces dat ik overal kan herkennen, ook bij ander leven.


Contemporary Icon

“Contemporary icon” (2001, 110x130cm, zie afbeelding hiernaast) gaat in wezen over hetzelfde, maar hier wordt de beschouwer geportretteerd. In wezen is het een zelfportret. Masker na masker, laag na laag komt bloot, een echte kern is niet te duiden. Toen ik het maakte passeerden mensen die me beïnvloedden  mijn penseel. Zelfs onze katten vormen het masker mee. The observer observed. Maar wie is de beschouwer?
Toen ik met mijn kinderen meer dan 10 jaar geleden een Grieks Orthodoxe kerk bezocht, Bert Dalmolen, contgemporary icongingen de kinderen voor de iconostasis staan. Ze vormden hun monden net zo als de zuinige mondjes van de heiligen. Ik deed het ook, we keken elkaar aan en barstten in de stille kerk in lachen uit.
Gedragsafstemming. Heiligen als modellen voor gedrag. Gelukkig was de elite in byzantijnse tijden ook heilig. Een rijke, konkelende en zuinige elite dat zijn sterrendom voor het volk laat schitteren, met een zuinig mondje. Zuinigheid was het enige dat elite het volk als troost wilde bieden. Wees zuinig, manage je armoede om het maar eens in moderne termen te zeggen. Wellicht is het dan minder zwaar. God straft onmiddellijk bij onmatig gedrag. Christus was ook arm. Wees als Christus en u zult in de hemel beloond worden. Niet hier en nu. Byzantijnse public relations. Dan liever het zuinige mondje van Kwan Yin, dat straalt meer een goedaardige matigheid uit. Of de volle lippen van een dikbuikige hangoorboeddha. Of de glimlach van een taoist.
Vanzelfsprekend most ik ook aan de moderne ikonen van Andy Warhol denken, de pr-kunstenaar. Maar meer nog aan de popsterren, prinses Diana, Evita Peron, Herman Brood, Andre Hazes. Modellen voor gedrag, modern westerse heiligen, gedragsafstemmingopwekkende plaatjes. Commercials, maar dan voor de toenmalige macht met de middelen van toen. De impact moet overweldigend zijn geweest op het gewone volk, in tijden dat men schrift, radio, tv en cd niet kende.
Het idee van zelfportret liet ik spoedig los. Mijn werk is voor publiek bedoeld, niet voor mijn persoonlijke biografie. Het is ook een medium voor gedragsafstemming. Het roept denkbeelden op, het roert herinneringen met hun emoties, het doet ons processen herkennen. Het genereert betekenissen. Als ik denk aan gedragsafstemmingen, die mensen op dit moment het meeste nodig hebben, dan zou dat iets moeten zijn dat ons doet loslaten, rouwen. Iets, waardoor de hebzucht kan wijken en compassie zijn plaats weer kan krijgen. Ook iets dat blijft staan, al was het alleen maar door zijn onbruikbaarheid en zwakte in de voortdurende commerciële razernij, waar op massale en professionele wijze elke emotie, elk sentiment, elk levensproces wordt bespeeld om winst. Het leven, de ecologie wordt genadeloos geëxploiteerd om hebzucht te bevredigen. De olie-oorlogen horen bij deze massieve hebzucht.
Iets dat beklijft in de wereldomvattende dromendiefstal. Is zo’n boodschap überhaupt mogelijk? Wenselijk?
Kun je neuronen zodanig besmetten, dat het een pandemie wordt? Een duurzame hype?


Dutch Ritual

“Dutch ritual”. (juni 2004, 100x100cm, zie afbeelding hiernaast) Het begon met een magenta-wolk op een donkere grond, iets dat ik “flirtwave” noemde. Bert Dalmolen, dutch ritualIk was roze aan het onderzoeken.  Roze is zo’n vervelende kleur. Het roep betekenissen als meisjesboeken, homobeweging, kitscherige kunst en valse sentimentaliteit op. Dat zijn betekenissen, die onze cultuur er aan toeschrijft. Komt natuurlijk de uitdaging, of je roze kunt “desensitiveren” van al die toegeschreven betekenissen. Er zijn wel meer van die kleuren. Rood is b.v. toegeëigend door de socialisten, oranje door de oranjefans en Oranje zelf. Gestolen kleuren. Er was een bedrijf, die een bepaalde toon blauw wilde patenteren voor zijn corporate image. In wezen is dit een probleem, waar ik ook in “icon” mee worstelde. Daar waren het de schilderijen met betraande kinderen of zigeunermeisjes, die ik met serieus en integer verdriet (wat is dat in vredesnaam?) wilde desensitiveren. Dat lukte hier niet. Waarschijnlijk kwam dat door de “magenta-insteek”, want magenta is een echte moderne industriekleur, die ik associeer met pop-art en het “15minutes of fame for everyone” gevoel, de cynische dromediefstalindustrie. De basis was niet goed, dus besloot ik de zaak radicaal om te gooien.
Dat moment kwam met een kleine expositie in een zeer commerciële galerie op de Amsterdamse prinsengracht nabij het Leidseplein. De opening van de groepsexpositie was op een stralende junizondagmiddag, de grote deuren van de galerie stonden open naar de gracht. Sexy mannen en vrouwen zweefden al netwerkend en flirtend –het was moeilijk te onderscheiden-  in en voor de galerie. Grinnikend benoemde ik het voor mijzelf als een “flirtwave”. Deze “wave” was onlosmakelijk verbonden met het buitengebeuren. Mooi uitgedoste mensen flaneerden over de stoep, over de smalle prinsengracht bewoog een parade van “fancy cars” met sexy mensen, door de grachten bewoog zich een klotsende ronkende en rokende stroom van rondvaartboten, sloepjes, dekschuiten, bierboten en speedboten, bevolkt met bierdrinkende sexy flirtende mensen. Een soort Amsterdams oranje carnaval. Ik realiseerde me, dat dit proces, deze processie in de hele grachtengordel plaatsvond en dat het galeriegebeuren daar naadloos inpaste. Het beeld van de cirkelende menigte rond de kaäba in Mekka drong zich in mijn geestesoog op. Een ritueel om het Nederlanderschap te vieren, het moderne oranjegevoel. Een cirkelende processie door de grachtengordel met het monument op de dam als middelpunt.
De galerie werd gemanaged door een charmante glimlachende dame. Ik heb een paar keer vriendelijk teruggeglimlacht. Een paar dagen later kreeg ik een mail van haar baas dat dit seksuele intimidatie was. Ik begreep dat ik in een slangenkuil was beland en dat mijn werk tactisch moest worden teruggetrokken. Dit indifferente gebruik van gedragscodes kende ik maar al te goed uit andere organisaties. Het is een signaal dat men in moreel opzicht door en door corrupt is geworden: net als in de commercials gebruikt men ieder gevoel, elke emotie om iets te exploiteren. Het begrip integriteit is ook onderdeel van die exploitatie geworden.

Op de industriële magentawolk van het schilderij projecteerde ik de kaart van Amsterdam, de titel werd “Dutch ritual”. Recentelijk verhaalde Geert Mak in een artikel in Trouw5, dat hij zich erg bezorgd maakte over de teloorgang van het sociale kapitaal in Nederland. De beschaafde Geert Mak moest constateren dat de vis begint te rotten bij de kop. Die observatie kan ik beamen, het schilderij is een betoog over de kern van dat proces.

Mijn/ons doel is mensen te inspireren, wat vrijer te gaan observeren. Uiteindelijk dat men door die vrijheid ook het karakter van b.v. oorlogshitsers kan indenken en hun menselijkheid kan herkennen. Of dat men ineens op een verschijnsel stoot, zoals dat vreemde oranje-ritueel in a'dam zoals ik het rapporteerde in “Dutch ritual”, en het niet als betekenisloos afdoet, maar er over na gaat denken. Misschien niet wetenschappelijk verantwoord, maar wel geldig.  Waarom gebeurt dat juist nu? Heeft het te maken met verlies aan identiteit door de E.G. en globalisering, is het een reactie op de huidige migratiestromen, is het gewoon een krijgsdans? Waarom is het hoofdzakelijk een autochtone aangelegenheid? Opgemerkt dient te worden dat b.v. de huidige opstand tegen het kabinet een hoofdzakelijk autochtone aangelegenheid is, terwijl al meer dan 10% van de bevolking allochtoon is.

1: Hierbij leun ik vooral op de inzichten van Fritjof Capra: “The web of life, a new synthesis of mind and matter”, HarperCollins 1996 en “The hidden connections “, Random House NY 2002. 2: Maturena, “reality: the search for objectivity or the quest for a compelling argument”, The Irish Journal of Psychology, 1988, 9, 1, 25-82; Humberto R. Maturana, University of Chile, Santiago, Chile. Op http://members.ozemail.com.au/~jcull/articles/reality.htm. Erg interessant. Enerzijds een open deur, anderzijds weet hij precies zijn vingers op de paradoxen te leggen. Voor mij was dit het beste essay wat ik op dit gebied heb gelezen. 3: Zeer lezenswaardig is “Songlines” van Bruce Chatwin. Het boekje geeft een beter inzicht in songlines dan menig antropologisch werk. 4:Jarred Daimond, “Zwaarden, paarden en ziektekiemen”, het spectrum 2000/ or tit. “Guns, germs and steel, the fate of human societies”: WW Norton & company, N.Y and London. 5: Interview met Geert mak in Trouw, 22 09’04

Lees ook deinleiding op deze lezing door Joop Pragt, of bekijk de website van Bert Dalmolen


<terug naar website www.stichtingtijd.nl>