Op weg
naar huis, bij de voorbereiding
van onze opdracht (beschrijving van de menselijke eigenschap om
zichzelf naar de ondergang te leiden), schudde de vrolijke ‘hoi’-roep
van een kleuter me wakker. Hij zat genoeglijk in zijn speelhuisje
en wilde blijkbaar zijn genoegen over het leven met me delen. Ik was
perplex. Hoe kan het dat de evolutie van het menselijk leven op
macro- en microniveau meestal zonnig begint en meestal somber
eindigt? Hoe is het mogelijk dat wij als volwassenen sombere
gedachten hebben over de toekomst, terwijl de meeste kinderen lachen
en spelen. Zijn artsen en wetenschappers, die zich tot doel gesteld
hebben het leven te beschermen en de kwaliteit van het leven te
bevorderen, in staat om het mechanisme hiervan te ontdekken? Wat is
van deze somberheid illusie en wat werkelijkheid? Betreft het hier
een randverschijnsel waarvan alleen melancholici last hebben, of is
er inderdaad sprake van een reele dreiging ?
Het raamwerk
De
voorbereiding voor deze avond
bestond uit een aantal Socratische gesprekken. Vanuit
wetenschappelijke kennis, literatuur, boeken, tijdschriften,
artikelen uit kranten en eigen ervaringen werd een raamwerk
opgebouwd, dat op zijn stevigheid beproefd werd door elkaar te
bevragen. Dit leidde tot een aantal uitgangspunten, in de vorm van
stellingen of hypothesen. De schilderijen van Bert bleken van grote
waarde bij de opvulling van het raamwerk maar een echt denkgebouw.
Eerst
de stellingen als uitgangspunt.
de behoefte van mensen aan iconen en
idolen is van alle tijden
mensen passen zich niet alleen aan
de heersende mening van anderen aan, op den duur wordt deze
aanpassing zelfs onderdeel van hun wezen
de kwaliteit van de aangeboden
informatie bepaalt in grote mate de kwaliteit van de menselijke
structuur.
er zullen mensen moeten zijn die
moeten zorgen voor een zo groot mogelijke kwaliteit van informatie
kunstenaars en wetenschappers kunnen
daarin een voortrekkersrol spelen
de politiek en de pers hebben een
rol om deze kwaliteit ten goede te laten komen aan alle mensen.
veel politieke of andere leiders
veronachtzamen of negeren deze rol.
de voelbare spanning in de
internationale politiek in 2000 en 2001 moest wel leiden tot het
World- Trade-Centre-disaster.
de politieke leiders van dat moment
vertoonden te weinig overwicht, rust en kalmte.
de pers en tv speelden een grote
rol in het aandacht geven aan de mening van enkele incompetente
wereldleiders
er waren onvoldoende andere
gezaghebbende mensen die andere uitwegen voor de oorlog boden
in de pers en op tv was de aandacht
voor waarschuwende of nuancerende meningen naar verhouding erg gering
de anti-oorlogsgeluiden en
demonstraties hadden daardoor onvoldoende effect
oorlogvoering wordt nog steeds
gezien als een in principe schone en waardevolle zaak
deze opinie wordt aangemoedigd door
de getoonde beelden in de pers en op tv
de lelijkheid en onrecht van oorlog
wordt haast niet belicht
hoewel de oorlog in Afghanistan en
Irak weer eens de schadelijkheid, onvoorspelbaarheid en fragiliteit
van oorlogvoering aangetoond heeft, wordt deze conclusie gewoonlijk
verdrongen.
De rode
draad van deze stellingen is de
aanname dat de menselijke soort een interactief informatiesysteem is,
dat zichzelf schept (of vernietigt), en waarvan we de mechanismen nog
onvoldoende kennen of beheersen. Voordat
ik Bert het woord geef om de
stellingen aan te kleden, wil ik nog even de doelstellingen van onze
vereniging in herinnering roepen: blijven waarschuwen tegen de
onherroepelijke vernietigende kracht van atoomwapens, welke dreiging
nog steeds en onverminderd bestaat. Wat kunnen en moeten we hiertegen
blijven doen?
Deze
tekst is een inleiding op de lezing van Bert
Dalmolen, die u hier
kunt lezen.