Dat
de Eco-kathedraal een idealistisch project is, springt van elke bladzij
van het boek 'Louis Le Roy - Natuur Cultuur Fusie'. Rond 1970 begon
Louis Le Roy in het dorpje Milham ten oosten van Heerenveen met de bouw
van zijn kathedraal. "Bij aankomst lijkt er op het eerste gezicht niet
veel meer te zien dan een verwaarloosd stuk bos aangevuld met een
stortplaats voor stoep- en straatafval", schrijft Piet Vollaard, maar
de architectuurcriticus vindt het eerder een soort oude Maya-stad. En
inderdaad, de bouwsels van gestapelde stenen, stoeptegels,
trottoirbanden, ontwateringsputjes en ander steenachtig restmateriaal
lijken erg op de Maya-tempels in Mexico of de van gestapeld steen
opgebouwde talayots - grafkamers uit de bronstijd - op de Balearen, en
de natuur kruipt en sluipt er langs, er doorheen, er tussendoor.
door Martin Woestenburg
De manier van werken van Le Roy staat haaks op de efficiënte en
effectieve manier van werken die gebruikelijk is in de huidige
maatschappij, want de kathedraal is geen einddoel op zich maar juist
een tijdloos project dat is gericht op continuïteit. Dat maakt de
Eco-kathedraal meer dan een park alleen, als het al een park is - het
maakt het tot een groeiend en levend monument van cultuurkritiek. En
dat geeft me bij lezing van het boek een wat dubbelzinnig gevoel, want
het monument van cultuurkritiek mag veelzeggend, indrukwekkend,
esthetisch en zelfs overtuigend zijn, de teksten in het boek zijn dat
niet.
Vollaard lijkt zelfs een beetje te koketteren met de tijdloosheid en
functieloosheid van de Eco-kathedraal. Hij ziet het wel als voorbeeld
voor planners en ontwerpers, maar tegelijkertijd plaatst hij het
project nadrukkelijk buiten de zo functionele, doelmatige en
systematische maatschappij. ,, De vraag of mensen zoiets in onze
huidige geprivatiseerde maatschappij nog wel willen, of er nog wel
eenzelfde wens tot participatie, tot collectieve en/of individuele
expressie heerst als dertig jaar geleden, is hypothetisch zolang
daartoe geen mogelijkheden worden gecreëerd. Spontaniteit,
intuïtie en vrije expressie laten zich niet plannen en vooral
berekenen.''
Dat lijkt ook kunsthistoricus Vincent van Rossem te doen. Hij behandelt
in het boek de achterliggende gedachten van Le Roy aan de hand van het
door hem in 1974 gepubliceerde boek 'Natuur uitschakelen, natuur
inschakelen'. Daarin is de stad de basis voor ecologische vernieuwing.
"De aloude relatie tussen stad en land wordt in feite omgekeerd. De
stad is een ecologische oase en het agrarische productieland krijgt
biologische betekenis van een industriegebied." Die ideeën wordt
door Van Rossem als 'profetisch en revolutionair' bestempeld, maar de
vraag is hoeveel er nu nog van over is.
Le Roy's pleidooi voor een open, groene stad is nu niet nieuw meer.
Kijk maar naar de vergelijking van de randstad met Los Angeles en
huidige planologische theorieën waarin de chaotische maar
gespreide verspreiding van verstedelijking wordt verklaard. Van Rossem
gaat wat dat betreft ook kort door de bocht. Hij vindt het wel erg snel
'geniaal' om biologische landbouw rondom de stad te concentreren, om zo
de bloemrijke weides en slootkanten van Thijsse's Verkade-albums terug
te krijgen. Biologen en ecologen zullen zich erbij achter het hoofd
krabben. Le Roy's dertigjarige arbeid heeft volgens mij wel degelijk
lessen voor de ecologie en planning van stad en land, maar die liggen
wel wat ingewikkelder dan dat. Maar misschien zijn er onder ecologen
geen gelovigen te vinden.