Omdat de omwonende van de Kennedylaan in Heerenveen - een stad temidden van een zee van grasland - mij vaak schertsenderwijs de 'Billy Graham van het Onkruid' noemden bediende ik mij steevast, als men wilde weten waarom die kale grasmat langs de Kennedylaan ging verdwijnen, van de volgende eenvoudige gelijkenis:
'Een schatrijke oliesjeik die midden in de Sahara woont, wil een fraaie tuin laten aanleggen. Hij vraagt een beroemde tuinarchitect, die hij heeft laten opdraven, hem te helpen. De man accepteert de opdracht. Verdwijnt. En laat maanden lang niets meer van zich horen. Dat stilzwijgen gaat de sjeik knap de keel uithangen. Hij ontbiedt de tuinarchitect. Die verschijnt ten tonele met één grote rol papier onder zijnarm. Gaat eerst omstandig met fraaie volzinnen verhalen waarom hij zó lang in stilte heeft gewerkt. Als hij tenslotte zijn gróte plantenkennis, voor de nieuwsgierige sjeik - die natuurlijk zelf al lang begrepen had dat het geen sinecure is om temidden van een zandwoestijn een paradijks te maken - ontrolt en zijn schatrijke opdrachtgever een simpele zandbak toont, ontploft de sjeik van woede en schopt de tuinarchitect de deur uit'.